In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene was veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt en had financieel voordeel genoten uit deze activiteiten. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene geschat op € 7.700,- en heeft hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep dat was ingesteld tegen een eerdere beslissing van de politierechter, die op 21 december 2018 had geoordeeld over de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tijdens de zitting op 19 maart 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 19.832,03 had geschat. De verdediging stelde echter dat het bedrag op € 7.700,- moest worden vastgesteld, gebaseerd op de betalingen die de betrokkene had ontvangen en de huur die voor hem was betaald. Het hof heeft de verklaringen van de betrokkene in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het bedrag van € 7.700,- juist was.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling vastgesteld op 154 dagen, in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. L.T. Wemes, en is op 2 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.