ECLI:NL:GHARL:2021:3194

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
21-001823-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en vrijspraak van andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de exploitatie van een hennepkwekerij, maar dat er onvoldoende bewijs was voor een verdergaande betrokkenheid bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten. Echter, het hof achtte de medeplichtigheid aan het telen van hennep wel bewezen, wat resulteerde in een veroordeling tot een taakstraf van 80 uren. Het hof overwoog dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf was veroordeeld en dat er een lange tijdsverloop was tussen het instellen van het hoger beroep en de uitspraak. De beslissing van het hof was in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, waarbij ook de schadelijkheid van hennepteelt voor de samenleving werd meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001823-19
Uitspraak d.d.: 2 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2018 met parketnummer 16-195885-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 maart 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. V.R.C. Shukrula, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2018 tot en met 17 april 2018 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 271, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 17 april 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een woning aan het [adres] ) (een) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 271, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van 1 maart 2018 tot en met 17 april 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven personen voornoemde woning ter beschikking te stellen voor het telen/bereiden/bewerken van hennepplanten en/of door voor die onbekend gebleven persoon/personen (die) hennepplanten te verzorgen en/of (andere) werkzaamheden te verrichten voor telen/bereiden/bewerken van hennepplanten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 05 november 2017 tot en met 17 april 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit (24.693 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak (feit 1 primair en feit 2)

Op 17 april 2018 is in de woning aan het [adres] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 271 hennepplanten. Verdachte stond op dat adres ingeschreven en de huurovereenkomst van de betreffende woning stond ook op zijn naam.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij zijn woning aan ene [naam2] ter beschikking heeft gesteld, zodat daar een hennepkwekerij kon worden geëxploiteerd. Verdachte heeft de sleutel van zijn woning aan [naam2] gegeven en heeft verder geen bemoeienis gehad met de hennepkwekerij. Zo heeft hij de planten geen water gegeven, niet verzorgd en ook niet geknipt. Verdachte verbleef in die periode zelf ook niet in de woning. Wel had hij nog een reservesleutel van de woning en kwam hij af en toe even langs om zijn post op te halen. Uit nieuwsgierigheid keek hij dan ook even bij de kwekerij. Hij heeft daar echter nooit iemand gezien en wist ook niet wie de planten verzorgden.
Het hof gaat uit van de bovengenoemde verklaring van verdachte. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een verdergaande betrokkenheid van verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit, zal verdachte worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair als het onder 2 ten laste gelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs (feit 1 subsidiair)

Gelet op het aantreffen van de hennepkwekerij in de bovengenoemde woning, alsmede de ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring van verdachte, acht het hof bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep. Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 17 april 2018 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een woning aan het [adres] een hoeveelheid van in totaal 271 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van
1 maart 2018 tot en met 17 april 2018 te [plaats] opzettelijk middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven personen voornoemde woning ter beschikking te stellen voor het telen/bereiden/bewerken van hennepplanten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van de straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de medeplichtigheid aan hennepteelt. Hennep is een voor de gezondheid van de gebruikers daarvan schadelijke stof. Verder is hennepteelt bezwarend voor de samenleving onder andere omdat het andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
In het voordeel van verdachte weegt het hof mee dat uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. Verder weegt het hof mee dat sprake is van een lang tijdsverloop tussen het instellen van het hoger beroep en het moment dat het onderhavige arrest wordt gewezen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis passend en geboden. Het hof legt een lagere straf op dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof, anders dan de advocaat-generaal, slechts het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen acht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 2 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.