ECLI:NL:GHARL:2021:319

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
200.278.641
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en de mogelijkheid van zelfvoorziening onder Chinees recht

In deze zaak gaat het om een verzoek tot partneralimentatie van een vrouw die in China woont, na een huwelijk met een man met de Nederlandse nationaliteit. Het huwelijk is in 2020 ontbonden, en de vrouw verzoekt om een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud. De rechtbank Gelderland heeft dit verzoek afgewezen, waarna de vrouw in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet in haar basisbehoeften kan voorzien. De vrouw heeft een universitaire opleiding en heeft eerder in Nederland gewerkt. Het hof oordeelt dat de vrouw in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, ondanks haar medische problemen. De vrouw heeft niet aangetoond dat haar situatie voldoet aan de voorwaarden voor alimentatie volgens het Chinese recht. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vrouw af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.278.641
(zaaknummer rechtbank Gelderland 357367)
beschikking van 14 januari 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te China,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F. van den Heuvel te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. W.G. Kuster-van de Ven te Nijmegen,
thans mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 mei 2020;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van den Heuvel van 24 november 2020 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2020 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vrouw via een telefonische verbinding, bijgestaan door haar advocaat en [B] , tolk in de Chinese taal (Mandarijn);
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2015 te [C] (China) met elkaar gehuwd.
3.2
Het huwelijk van partijen is [in] 2020 ontbonden door inschrijving van de bestreden beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
De vrouw heeft de Chinese nationaliteit en de man heeft de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud vast te stellen afgewezen.
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen wat betreft de afwijzing van haar verzoek om een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud vast te stellen en,
- opnieuw beschikkende:

primair
vast te stellen dat de man gedurende een periode van drie jaar en twee maanden aan haar een bedrag van € 500,- zal voldoen als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud, dan wel een bedrag van € 400,- gedurende vier jaar, maandelijks te voldoen middels vooruitbetaling op een nader door haar aan te geven bankrekeningnummer;

subsidiair
vast te stellen dat de man gedurende een termijn, die het hof juist acht, aan haar een bedrag zal voldoen, dat het hof juist acht, als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud, maandelijks te voldoen middels vooruitbetaling op een nader door haar aan te geven bankrekeningnummer;
- de man te verplichten de aan haar toebehorende goederen aan haar toe te zenden.
4.3
De man voert verweer en hij verzoekt - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de verzoeken van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Krachtens artikel 3 van de Alimentatieverordening (Verordening (EG) nr. 4/2009) is de Nederlandse rechter - onder meer - bevoegd indien de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland (sub a), de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland (sub b) of het alimentatieverzoek als nevenverzoek in de echtscheidingsprocedure is ingediend en de Nederlandse rechter in die procedure bevoegd is (sub c). Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht rechtsmacht aangenomen en is ook het hof in hoger beroep bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
5.2
In hoger beroep is niet in geschil dat op het verzoek van de vrouw het Chinese recht van toepassing is. Daarom zal het hof bij de beoordeling van het verzoek daarvan uitgaan.
Partneralimentatie
5.3
Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte haar verzoek om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen. Volgens artikel 42 van de huwelijkswet van de Volksrepubliek China zal, indien een partij bij de scheiding moeilijkheden heeft om zichzelf te onderhouden, de andere partij passende hulp verlenen vanuit zijn of haar persoonlijke eigendommen. Het Volkshooggerechtshof van China heeft voornoemd artikel 42 aangevuld in die zin dat als de behoeftige partij nog jong is en kan werken voor de kost, maar tijdelijke ontberingen ervaart, de andere partij hem of haar gedurende een kortere termijn of eenmalige financiële steun kan verlenen. Deze financiële steun kan alleen aangevraagd worden bij de scheiding. Het Volkshooggerechtshof heeft verder toegelicht dat het ervaren van moeilijkheden in het leven inhoudt dat deze partij geen basisleven kan leiden met zijn of haar persoonlijke bezittingen of met het deel van het eigendom dat hij of zij bij de verdeling van de gemeenschappelijke boedel krijgt.
Primair stelt de vrouw dat zij en de man mondeling alimentatieafspraken hebben gemaakt, voordat zij naar China vertrok.
Subsidiair stelt de vrouw dat zij niet in staat is in haar basisleven te voorzien, als bedoeld in voormeld artikel 42. De vrouw is niet in staat een inkomen te verdienen als gevolg van haar medische problematiek. De vrouw heeft last van depressies. Voor de vrouw is het lastig hiervoor behandeling in China te krijgen, omdat zij niet is verzekerd en zelf geen geld heeft. De vrouw stelt dat zij geld moet lenen van derden voor eten en kleding. Verder kan zij geen aanspraak maken op sociale voorzieningen, omdat zij volgens de Chinese overheid nog immer gehuwd is en dus de man heeft die voor haar dient te zorgen, aldus de vrouw.
5.4
De man bestrijdt dat hij met de vrouw alimentatieafspraken heeft gemaakt. Volgens Chinees recht speelt de behoefte een rol. De vrouw is als behoeftige partij nog jong en zij kan werken voor de kost. Dat zij tijdelijke ontberingen ervaart, heeft de vrouw niet onderbouwd. De man betwist dat de vrouw geld leent van derden voor eten en drinken, omdat de vrouw dit niet heeft onderbouwd. De vrouw onderbouwt ook niet waarom van haar niet kan worden verwacht dat zij gaat werken. De vrouw heeft eerder ook altijd gewerkt en heeft een universitaire opleiding afgerond. Partijen zijn een korte periode gehuwd geweest en de vrouw heeft haar eigen verantwoordelijkheid.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Door beide partijen is op de mondelinge behandeling bevestigd dat de echtscheiding nog niet is ingeschreven in China. Daargelaten het antwoord op de vraag of de vrouw naar Chinees recht wel een alimentatiebijdrage van de man kan vragen, omdat partijen volgens Chinees recht nog gehuwd zijn, is het hof van oordeel dat de vrouw haar verzoek niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Van een door aanbod en aanvaarding tot stand gekomen alimentatieovereenkomst, zoals de vrouw stelt, is het hof niet gebleken. De vrouw heeft dit gesteld, maar de man heeft dit betwist. De vrouw heeft haar stelling verder niet onderbouwd en evenmin heeft zij bewijs hiervan aangeboden. Daarom gaat het hof aan deze stelling voorbij.
5.6
Verder heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat is ervoor te zorgen dat zij een basisleven in China heeft. Uit de stukken blijkt dat de vrouw een universitaire opleiding heeft genoten op het gebied van marketing en voordat zij naar Nederland vertrok in China volledig zelfredzaam was. De vrouw heeft anderhalf jaar in Nederland gewoond om bij de man te kunnen zijn, maar zij woont sinds eind 2019 weer in China. Dat de medische toestand van de vrouw het voor haar onmogelijk maakt om een inkomen in China te verdienen blijkt niet uit de stukken. Uit de stukken blijkt dat de vrouw een depressie-aanval heeft gehad in april 2020 en dat zij hiervoor medicijnen heeft gekregen. Ook is zij in Nederland in elk geval twee keer bij een huisarts geweest met klachten. Niet gebleken is echter dat de vrouw ten gevolge van deze klachten niet zou kunnen werken. Ook ontbreekt recente informatie over de medische toestand van de vrouw. De vrouw is jong,
27 jaar, en heeft zich in China altijd zelf kunnen redden. Bij die stand van zaken moet het er voor worden gehouden dat de vrouw in staat is geheel in haar eigen levensonderhoud te voorzien en van een situatie als bedoeld in artikel 42 van de huwelijkswet van de Volksrepubliek China geen sprake is.
5.7
Ten slotte verzoekt de vrouw de man te verplichten de aan haar toebehorende goederen aan haar toe te zenden. Daargelaten het antwoord op de vraag welk recht van toepassing is op dit verzoek, zal het hof dit verzoek afwijzen nu het te onbepaald is. De vrouw heeft in haar verzoekschrift niet genoemd om welke goederen het gaat. Overigens heeft de man op de mondelinge behandeling verklaard dat hij de spullen van de vrouw onlangs aan haar heeft opgestuurd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief van de vrouw. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
18 februari 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier en is op 14 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.