Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar uit huis geplaatste dochter. De moeder, die het gezag over haar dochter heeft, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 september 2020, waarin een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) werd opgelegd. Deze aanwijzing beperkte de omgang tussen de moeder en haar dochter tot twee uur per maand.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen verklaard. Het hof heeft een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, waarbij de moeder en haar dochter vanaf 1 april 2021 eenmaal per maand vier uur op woensdagmiddag samen kunnen zijn, en vanaf 1 juli 2021 eenmaal per veertien dagen. Het hof oordeelde dat de beperkte omgang niet in het belang van de ontwikkeling van de dochter was en dat een uitbreiding van de omgang de rust en duidelijkheid voor zowel de moeder als de dochter zou bevorderen.
De moeder had eerder aangegeven dat de omgangsmomenten goed verliepen, maar dat de huidige regeling te beperkt was om een goede band op te bouwen. De GI had echter betoogd dat de huidige regeling het beste was voor de kwetsbare dochter. Het hof heeft de argumenten van de GI niet gevolgd en benadrukt dat de moeder en dochter recht hebben op een goede relatie, waarbij de moeder haar rol als ouder kan vervullen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de nieuwe omgangsregeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele verdere juridische procedures.