ECLI:NL:GHARL:2021:317

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
200.267.383
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de toedeling van de woning, inboedelgoederen, auto en hond na echtscheiding

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na de echtscheiding van partijen, die in 1995 zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 31 augustus 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Gelderland op 11 juli 2019 de echtscheiding heeft uitgesproken. De man is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank, waarin de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd behandeld. De man verzoekt onder andere om de woning onverdeeld te laten, terwijl de vrouw verzoekt om de woning te verkopen en de gemeenschappelijke schulden af te lossen. Het hof oordeelt dat de belangen van de vrouw bij een onmiddellijke verdeling zwaarder wegen dan die van de man om de woning onverdeeld te laten. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank om de woning te verkopen.

Daarnaast zijn er geschillen over de verdeling van inboedelgoederen, een auto en een hond. De man stelt dat hij recht heeft op een bedrag van € 10.000 en dat de vrouw is overbedeeld met de inboedelgoederen. Het hof oordeelt dat de man zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en bekrachtigt de beslissing van de rechtbank over de verdeling van de inboedelgoederen. Wat betreft de auto, oordeelt het hof dat de waarde van de auto op € 3.000 moet worden vastgesteld, waarbij de man de helft aan de vrouw moet betalen. Ten slotte wordt het verzoek van de man om de hond aan hem toe te delen afgewezen, omdat de vrouw al geruime tijd voor de hond zorgt. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien partijen (gewezen) echtgenoten zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.267.383
(zaaknummers rechtbank Gelderland 342427 en 348039)
beschikking van 14 januari 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D. van Bloemendaal te Ermelo,
en
[verweerster],
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Broersma te Putten, thans mr. C.E. Mulder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met de stukken in eerste aanleg en producties 2 tot en met 5, ingekomen op 9 oktober 2019;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 4;
- een journaalbericht van mr. Mulder van 2 november 2020 met producties 5 en 6;
- een journaalbericht van mr. Van Bloemendaal van 9 november 2020 met producties 6 en 7;
- een journaalbericht van mr. D. van Bloemendaal van 16 november 2020 met producties 8 tot en met 12;
- een pleitnotitie van mr. Mulder.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 november 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1995 te [B] gehuwd in gemeenschap van goederen.
3.2
De vrouw heeft op 31 augustus 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

4.De omvang van het geschil

4.1
De verzoeken van de man hebben betrekking op de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
4.2
De man is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven hebben betrekking op de voormalige echtelijke woning aan de [a-straat 1] te [A] (verder te noemen: de woning) van partijen en de verdeling van de inboedelgoederen, sieraden, de auto’s en de hond van partijen.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de verdeling en te bepalen dat de verzoeken van de man alsnog worden toegewezen. De man verzoekt:
I. te bepalen dat de woning onverdeeld blijft onder de verplichting van de man om voor de toekomst de lasten van de woning, alsmede de lasten van het doorlopend krediet voor zijn rekening te nemen;
II. te bepalen dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap buiten de woning als volgt geschiedt:
toedelen aan de man:
de inboedelgoederen die zich bevinden in de woning;
de Alfa Romeo;
e hond;
toedelen aan de vrouw:
de opbrengst van de auto die zij in haar bezit heeft;
het paard;
de menwagen
de sieraden en overige inboedelgoederen die in haar bezit zijn;
onder de verplichting van de vrouw om ter zake van onderbedeling van de man aan hem een bedrag van € 10.000 te voldoen, althans een bedrag als het hof juist acht;
kosten rechtens.
4.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans en in ieder geval te bepalen dat zijn grieven ongegrond zijn, althans met verbetering van gronden en overwegingen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Partijen hebben overeenstemming over de peildatum voor het bepalen van de omvang van de te verdelen gemeenschap, te weten 31 augustus 2018 (de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek).
de verdeling van de woning
5.2
De eerste grief van de man richt zich tegen het oordeel van de rechtbank over de woning van partijen. De man heeft in eerste aanleg verzocht om de woning onverdeeld te laten, omdat hij op dat moment onvoldoende financiële middelen had om de woning over te nemen en de rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de woning door tussenkomst van een tussen partijen in onderling overleg overeen te komen makelaar, dient te worden verkocht.
5.3
Volgens de man is zijn belang om de woning onverdeeld te laten groter dan het belang van de vrouw bij een onmiddellijke verdeling. De woning betreft een vakantiewoning op een recreatieterrein en is door de man zelf gebouwd. Het wonen in deze recreatiewoning wordt op dit moment gedoogd. De woning is in verband daarmee niet makkelijk te verkopen en daarom werkt de bank volgens de man niet mee aan een nieuwe financiering voor de oude hypothecaire lening en het doorlopend krediet. Er is sprake van een transformatietraject van het park waarin de woning ligt naar een reguliere woonsituatie (woonbestemming). De procedure voor wijziging van het bestemmingsplan bij de gemeente loopt. Nadat dit traject is afgerond, zal hij in staat zijn de woning te financieren en de hypothecaire lening en het doorlopend krediet daarmee af te lossen. Hij is bereid tot aan deze transformatie de hypothecaire lasten en het doorlopend krediet verbonden aan de woning te betalen. Indien de woning toch moet worden verkocht dan moeten afspraken worden gemaakt over het verkoopklaar maken van de woning. Ook voor een verkoop van de woning is het volgens de man gunstiger de transformatie eerst af te wachten. Tot slot stelt de man nog dat in de woning een kamer is die in zijn geheel een aquarium vormt en dat de bouw van de woning voor een deel is gerealiseerd met een schenking van zijn moeder en van overige inkomsten voor het huwelijk. De woning heeft voor hem een grote emotionele waarde.
5.4
De vrouw voert verweer en stelt dat partijen in mei 2017 reeds uit elkaar zijn gegaan en dat de man dus al drie jaar alleen in de woning verblijft. De gemeenschappelijke schulden kunnen met de verkoop van de woning worden afgelost. Dan zal er ook nog een overwaarde resteren. De huizen op het park worden voor hoge prijzen verkocht op dit moment, juist vanwege de transformatie. De man beschikt niet over voldoende financiële middelen om in het transformatietraject te kunnen investeren. Het is voor haar onduidelijk of de man de lasten van de woning kan betalen. Uit de door de vrouw overgelegde productie 5 blijkt volgens haar een betalingsachterstand en er is bij haar loonbeslag gelegd in verband met de woningschuld. De huidige situatie gaat ten koste van haar gezondheid; zij wil dat de woning verkocht wordt, zodat zij dit hoofdstuk kan afsluiten.
5.5
Het uitgangspunt van de wetgever is dat niemand kan worden gehouden om in een onverdeeldheid te blijven. Wanneer iemand vraagt om een gezamenlijk goed te verdelen, dan zal de rechter dit ook moeten doen (artikel 3:178 lid 1 BW). Artikel 3:178 lid 3 BW bepaalt dat alleen in heel bijzondere gevallen - gevallen waarin de belangen van degene die niet wil verdelen ‘aanmerkelijk groter’ zijn dan de belangen van degene die wil verdelen - kan worden bepaald dat er nog niet verdeeld hoeft te worden. Het hof is van oordeel dat die situatie zich hier niet voordoet. Wat de man aanvoert is onvoldoende zwaarwegend om van het uitgangspunt af te wijken. Van de vrouw kan niet worden verlangd dat de onverdeeldheid nog langer blijft voortbestaan. Op dit moment is bovendien onduidelijk wanneer het transformatietraject zal zijn afgerond en of de man dan daadwerkelijk in staat zal zijn om de woning te financieren. De eerste grief van de man faalt daarom. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de woning van partijen bekrachtigen.
de verdeling van de inboedelgoederen, het paard en de menwagen, het aquarium , de kippen en de spelgoedtreinen
5.6
De man voert in zijn tweede grief en vierde grief aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat partijen overeenstemming hadden over de verdeling van de inboedelgoederen, de toedeling van het paard en de menwagen aan de vrouw en de speelgoedtrein, het aquarium en de kippen aan de man. De man vindt dat daarmee de vrouw is overbedeeld, en dat hij van haar nog recht heeft op € 10.000, dan wel op een bedrag naar redelijkheid te bepalen. De vrouw heeft alle nieuwe goederen meegenomen en de goederen die hij heeft gehouden zijn ten minste 10 jaar oud.
5.7
De vrouw voert verweer. Volgens haar heeft ieder bij de huidige verdeling een inboedel van gelijke waarde. Uit de lijst met goederen blijkt dat ieder ongeveer hetzelfde heeft ontvangen aan waarde en dat zij niet alle nieuwe goederen heeft meegenomen. De menwagen is oud en heeft onlangs een grote beurt gehad waarvan de kosten € 400,- bedroegen. Het paard is 30 jaar oud en vertegenwoordigt ook geen waarde.
5.8
Het hof is van oordeel dat de man zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft weliswaar lijsten overgelegd waarop wordt vermeld wie aanspraak heeft op wat (spullen in en om de woning, (huis)dieren en toebehoren), maar hieruit kan het hof niet afleiden welke waarde al die onderdelen vertegenwoordigen. De tweede en vierde grief van de man falen daarom eveneens. Ook op deze punten zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
de verdeling van de auto
5.9
Als derde grief voert de man aan dat de rechtbank de waarde van de auto Alfa Romeo niet mocht vaststellen en daarmee is getreden buiten de rechtsstrijd van partijen. Geen van partijen heeft volgens hem om vaststelling van een bedrag verzocht. De waarde van de auto bedraagt € 2.844,- en de vrouw heeft recht op de helft van die waarde. Inmiddels heeft hij aanzienlijke kosten gehad aan de auto, zoals blijkt uit de door hem overgelegde producties en is de auto veel minder waard.
5.1
De vrouw voert verweer. Zij wil instemmen met een waarde van € 3.000,- voor de auto in plaats van het bedrag dat de rechtbank heeft gehanteerd, te weten € 4.000,-.
5.11
Het hof stelt vast dat partijen tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg wel hebben gesproken over de waarde waartegen de auto aan de man moest worden toegedeeld. De rechtbank is niet buiten de rechtsstrijd getreden. Overigens heeft de rechter in verdelingszaken een grote vrijheid, rekening houdend naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang, om de (wijze van) verdeling vast te stellen als partijen niet tot overeenstemming kunnen komen. In eerste aanleg heeft de man een waarde van de auto van minstens € 3.000,- genoemd. Aan de stelling van de man dat de auto naderhand minder waard is geworden en de man kosten heeft moeten maken voor deze auto, gaat het hof voorbij. Tussen partijen staat vast dat de auto aan de man is toegedeeld, dat alleen hij er sinds de bestreden beschikking gebruik van heeft gemaakt en de kosten nadien zijn gemaakt. Daarom komen de kosten voor rekening van de man. Nu de vrouw met het door de man genoemde bedrag in eerste aanleg van € 3.000,- instemt, zal het hof bepalen dat de auto aan de man is toegedeeld tegen een waarde van € 3.000,-. De man dient de helft van die waarde, zijnde € 1.500,-, aan de vrouw te voldoen. De grief van de man slaagt dus gedeeltelijk, en daarom zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de auto vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld..
de hond
5.12
De man voert in de vijfde grief aan dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de hond bij de vrouw mag blijven. Hij stelt daartoe dat hij meer beschikbaar is voor de hond dan de vrouw. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij zorgt goed voor de hond en volgt trainingen met hem.
5.13
Ten aanzien van de hond zijn artikel 3:185 BW en artikel 3:2a lid 2 BW van toepassing. Het hof zal, naar billijkheid rekening houdende met de belangen van partijen en met respect voor de hond als levend wezen, het verzoek van de man om de hond alsnog aan hem toe te delen, afwijzen. De vrouw verzorgt de hond al een paar jaren en niet aannemelijk is dat de man een groter belang heeft bij een verblijf van de hond bij hem. Deze grief van de man slaagt dus niet en daarom zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
de proceskosten
5.14
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
6.1
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 juli 2019, ten aanzien van de verdeling van de recreatiewoning aan de [a-straat 1] te [A] , de inboedelgoederen, het paard en menwagen, het aquarium met vissen, de kippen, de speelgoedtreinen en de hond;
6.2
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 juli 2019, ten aanzien van de waarde van de auto Alfa Romeo, en in zoverre opnieuw beschikkende:
6.3
bepaalt de waarde van de auto Alfa Romeo op € 3.000,- waarbij de man de helft hiervan, zijnde € 1.500,-, aan de vrouw dient te voldoen;
6.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
6.6
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, M.H.H.A. Moes en I.J. Pieters, bijgestaan door de griffier, en is op 14 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.