In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De ouders van de minderjarige, geboren in 2014, zijn in een juridische strijd verwikkeld over het gezag. De vader had eerder het gezag erkend, maar de moeder oefende tot de uitspraak van de rechtbank alleen het gezag uit. De rechtbank Midden-Nederland had op 15 mei 2020 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag zouden uitoefenen, wat de moeder in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2021 hebben beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De moeder trok haar verzoek in om de voorlopige zorgregeling te vernietigen, maar bleef bij haar verzoek om gezamenlijk gezag. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de minderjarige klem zou raken tussen de ouders en dat de communicatie tussen hen verbeterd was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.