Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de kantonrechter gewichtige redenen had om de bewindvoerder, [verzoekster], ambtshalve te ontslaan. De zaak betreft een verzoek van de stichting [verzoekster] tegen de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, die op 23 mei 2019 de bewindvoerder had ontslagen. De kantonrechter had vier gronden voor het ontslag genoemd, waaronder het niet tijdig aanvragen van bijzondere bijstand en het onjuist in rekening brengen van kosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2020 werd de kantonrechter, mr. U. van Houten, gehoord, die zijn zorgen over de uitvoering van het bewind door [verzoekster] uiteenzette. Het hof concludeerde dat er voldoende gewichtige redenen waren voor het ontslag, gezien de tekortkomingen van [verzoekster] in haar rol als bewindvoerder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en wees de verzoeken van [verzoekster] af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de noodzaak van transparantie en adequaat toezicht.