Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
2. [appellante2] ,
[appellante2],
3. [appellant3] ,
[appellant3],
[appellanten] c.s.,
Nijestee,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Het oordeel van het hof
koop(schending van een garantie) als op
aanneming van werk(gebrekkige oplevering). De rechtbank heeft beide stellingen inhoudelijk beoordeeld en verworpen. Het hof begrijpt dat dit gebeurde onder de aanname dat sprake is van een gemengde overeenkomst. Nijestee heeft daar echter tegenin gebracht dat het hier gaat om twee te onderscheiden overeenkomsten: op grond van het koopgedeelte mochten [appellanten] c.s. slechts verwachten dat zij exclusief gebruik zouden kunnen maken van het appartement met aanhorigheden. In het aannemingsdeel van de overeenkomst is volgens hen de opdracht vastgelegd om dat appartement met aanhorigheden te realiseren naar de eisen van goed en deugdelijk werk en met inachtneming van de wettelijke bouwvoorschriften. Op dat deel zijn uitsluitend de regels voor aanneming van toepassing [1] .
“De onder I en II vermelde koop- een aannemingsovereenkomst vormen tezamen één geheel”.In overeenstemming met dit onderscheid in de aard van deze samenhangende overeenkomsten is onder II en in artikel 5 een splitsing gemaakt tussen de koopsom (grondkosten) en de aanneemsom (afbouw naar de eis van goed en deugdelijk werk). Van de zijde van [appellanten] c.s. is niets aangevoerd dat kan afdoen aan de conclusie dat sprake is van twee samenhangende, maar te onderscheiden overeenkomsten. Uit het feit dat sprake is geweest van een formele oplevering van het appartement (waarover hierna meer) blijkt dat partijen zich daar ook naar hebben gedragen.
waaromde deuren klemden en niet goed sloten), verandert daar niets aan. Op die constatering strandt de vordering van [appellanten] c.s. Daarnaast is niets aangevoerd dat aan de toewijzing van de vordering van Nijestee in de weg staat. Daar komt het volgende bij.
kunnengaan vertonen, zou immers nooit een einde komen aan de ontevredenheid van [appellanten] c.s. en hun recht daar vorderingen op te baseren.