Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante]
1.[geïntimeerde1]
1.Het verdere verloop van de procedure en de kern van de beslissing
ultieme bezitsdaad” moet worden aangemerkt.
2.De slotsom
€ 318,00
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een geschil tussen twee buren over de juridische grens tussen hun percelen en de aanwezigheid van bomen en beplantingen. De appellanten, [appellante] en [appellant], stelden dat het hekwerk niet op de kadastrale grens stond en dat de bomen met nummers 34 en 45 zich binnen de toegestane afstand van twee meter van de grenslijn bevonden. De geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], voerden aan dat de bomen te dicht bij de grens stonden en dat zij recht hadden op verwijdering van deze bomen op basis van artikel 5:42 BW. Het hof oordeelde dat de kadastrale grens de juridische grens was en dat het hek op het perceel van de appellanten stond. Het hof verwierp het beroep van de geïntimeerden op verjaring, omdat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd dat zij zich als gerechtigden tot de strook grond hadden gedragen. Het hof oordeelde dat de bomen met nummer 34 buiten de afstand van twee meter stonden, terwijl de boom met nummer 45 binnen deze afstand viel en dus verwijderd moest worden. De vordering van de geïntimeerden tot verwijdering van de bomen op het perceel van de appellanten werd afgewezen, omdat zij niet voldoende hadden gespecificeerd welke bomen dit betroffen. Het hof vernietigde de eerdere veroordeling tot het betreden van het perceel door de geïntimeerden voor onderhoud van de meidoornhaag, omdat de juridische grens onder de haag doorloopt. De proceskosten werden toegewezen aan de appellanten, die in het ongelijk waren gesteld in het incidenteel hoger beroep.