Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 18 oktober 2021. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, maar formuleerde in haar beroepschrift geen inhoudelijke grieven tegen de beschikking van de kinderrechter.
De procedure in eerste aanleg had plaatsgevonden op 14 oktober 2020, waarbij de kinderrechter de ondertoezichtstelling had vastgesteld. De moeder was in hoger beroep gekomen met één grief, die betrekking had op het niet horen door de rechter in eerste aanleg. Het hof oordeelde dat de moeder geen belang had bij een inhoudelijk oordeel over deze grief, omdat zij in haar beroepschrift geen inhoudelijke grieven had geformuleerd.
Het hof benadrukte dat volgens de tweeconclusieleer en het grievenstelsel de moeder al haar grieven in het beroepschrift had moeten opnemen. Aangezien de moeder verzuimd had om inhoudelijke grieven te formuleren, besloot het hof het hoger beroep af te wijzen. De beschikking werd gegeven door de rechters A.W. Beversluis, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en J.G. Idsardi, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.