Parketnummer: 21-004026-18
Uitspraak d.d.: 26 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 5 juli 2018 met parketnummer
08-952843-17 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [detentie] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 februari 2019, 3 maart 2021, 17 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. U. Ural, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
Feit 1. Primair
hij op of omstreeks 05 augustus 2017, te Reutum , gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] met een steakmes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, in het lichaam, te steken en/of te stoten, althans te treffen;
subsidiair
hij op of omstreeks 05 augustus 2017, te Reutum , gemeente Tubbergen, openlijk, te weten in het eetcafé [naam café] en/of op en naast het terras voor voornoemd eetcafé en/of op of aan de openbare weg, de [naam straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of met een steakmes, althans met een scherp en puntig voorwerp, een of meermalen in het lichaam te steken en/of te stoten, althans te treffen, terwijl dit door hem gepleegde geweld de [betrokkene 6] van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Feit 2. Primair
hij op of omstreeks 05 augustus 2017, te Reutum , gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, met een steakmes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gestoten, althans heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 05 augustus 2017, te Reutum , gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, met een steakmes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gestoten, althans heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 05 augustus 2017, te Reutum , gemeente Tubbergen, openlijk, te weten in het eetcafé [naam café] en/of op en naast het terras voor voornoemd eetcafé en/of op of aan de openbare weg, de [naam straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of met een steakmes, althans met een scherp en puntig voorwerp, een of meermalen in de rug, althans in het lichaam, te steken en/of te stoten, althans te treffen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde te weten:
1. primair|: medeplegen doodslag op [slachtoffer 1] ,
2 primair medeplegen poging doodslag op [slachtoffer 2] .
Hij heeft daartoe aangevoerd hetgeen in zijn op schrift gesteld requisitoir is verwoord, dat aan het hof is overgelegd en hetgeen hij bij repliek nog nader heeft aangevoerd, wat is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 3 maart 2021
De verdediging heeft ter zitting bepleit dat verdachte ten aanzien van beide feiten dient te worden vrijgesproken van het medeplegen en wat het eventueel alleen plegen betreft moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, waarbij een beroep is gedaan op – kort gezegd – noodweer en noodweerexces. Er is daartoe aangevoerd hetgeen in de pleitnota is verwoord, welke aan het hof is overgelegd, en hetgeen in dupliek nog nader is aangevoerd, wat is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 3 maart 2021. Voorts is de betrouwbaarheid van een aantal getuigen betwist en is aan het hof verzocht om bepaalde verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
Op 5 augustus 2017 vond een geweldsincident plaats in en buiten het eetcafé [naam café] in Reutum . Verdachte en zijn broer [voornaam medeverdachte] zijn diezelfde nacht aangehouden en in verzekering gesteld. Tot ongeveer drieënhalf jaar na het incident hebben beide verdachten zich grotendeels op hun zwijgrecht en/of verschoningsrecht beroepen. Pas zeer kort voor de inhoudelijke behandeling van de zaak, namelijk op 22 februari 2021, hebben beide verdachten op hun verzoek een verklaring bij de raadsheer-commissaris afgelegd.
Tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris hebben verdachten zich bij een aantal vragen (weer) beroepen op hun zwijgrecht en/of verschoningsrecht. Ook ter zitting van het hof hebben verdachten zich op een aantal vragen beroepen op hun verschoningsrecht, waaronder vragen ten aanzien waarvan zij zich ook bij de raadsheer-commissaris hadden beroepen op het verschoningsrecht.
Bij de gewelddadige gebeurtenissen zijn meerdere personen betrokken geweest en daarnaast zijn ook andere personen getuige geweest van het geweldsincident buiten het eetcafé. Het hof stelt echter op basis van het dossier vast dat het er op zijn minst de schijn van heeft dat (een aantal van) deze personen - onder wie ook bekenden van de beide slachtoffers - geen volledige openheid van zaken heeft kunnen geven al dan niet als gevolg van bovenmatig drank- en/of drugsgebruik.
Dit gebrek aan volledige openheid van zaken is een complicerende factor geweest bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden die van belang zijn bij de beantwoording door het hof van de voorliggende bewijsvragen. Het hof zal het bewijs dat wel uit het dossier en de verklaringen ter zitting naar voren komt om die reden met de nodige behoedzaamheid gebruiken en waarderen. Voordat het hof toekomt aan de beoordeling van wat tot bewijs kan worden gebezigd, zal het hof eerst vaststellen wat door partijen niet wordt betwist.
In de hierna volgende overwegingen zal het hof verdachte en de medeverdachte, [medeverdachte] , evenals [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , ten behoeve van de leesbaarheid bij hun respectievelijke voornamen noemen; [voornaam verdachte] , [voornaam medeverdachte] , [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] .
Vaststaande feiten en omstandigheden
Na middernacht op 5 augustus 2017 bevonden zich nog ongeveer tien gasten in het eetcafé [naam café] , gelegen tegenover camping “ [naam camping] ”, in Reutum , in de gemeente Tubbergen. Deze gasten zijn te verdelen in drie groepjes: de groep Enschede ( [voornaam verdachte] , [voornaam medeverdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ), de groep Winterswijk ( [voornaam slachtoffer 1] , [voornaam slachtoffer 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) en de groep Weerselo ( [betrokkene 5] en [betrokkene 6] ). Omstreeks 02.00 uur zaten of stonden alle gasten aan of nabij de bar in het eetcafé. Op enig moment ontstond een woordenwisseling tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en de eigenaar van het café, [eigenaar café] . Er ontstond vervolgens een vechtpartij tussen (leden van) de groep Enschede en de groep Winterswijk. Daarbij werd (over en weer) geduwd, getrokken, geslagen en/of geschopt. Op enig moment is de groep Winterswijk buiten het café beland, maar de rust was nog niet weergekeerd.
De groepen waren over en weer naar elkaar aan het schreeuwen en daagden elkaar uit,
waarbij [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] eerst nog in het eetcafé waren.
Korte tijd later bevonden [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] zich ook buiten het eetcafé en vervolgens heeft daar een gewelddadige confrontatie plaatsgevonden tussen [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] aan de ene kant en leden van de groep Winterswijk aan de andere kant. Omstreeks 02.15 uur is met het mobiele nummer van [voornaam medeverdachte] 112 gebeld, waarbij de melding van meerdere gewonden werd gedaan. Door de meldkamer van de politie zijn diverse eenheden van de politie ter plaatse gestuurd. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] zijn door de politie zittend in de keuken van het eetcafé aangetroffen. Zij zaten naast elkaar tegen de muur.
Achter [voornaam verdachte] is een steakmes gevonden. Later is ook een steakmes onder een stalen aanrecht in de keuken aangetroffen. Bij [voornaam slachtoffer 1] , [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam verdachte] zijn steek- en/of snijletsel(s) geconstateerd. [voornaam slachtoffer 1] is als gevolg van zijn verwondingen overleden.
Het hof komt nu toe aan de beoordeling wat van het beschikbare materiaal tot het bewijs kan worden gebezigd.
Beoordeling bewijsmiddelen
Het hof stelt ten aanzien van de bij de betrokken personen geconstateerde letsels het volgende vast.
Verwondingen en overlijden [voornaam slachtoffer 1] zoals neergelegd in de rapportages van – kort gezegd - de (forensisch en/of medisch) deskundigen.
Na het incident werden bij [voornaam slachtoffer 1] diverse snij- en steekverwondingen gezien. [voornaam slachtoffer 1] heeft verspreid over het lichaam diverse letsels opgelopen, te weten vier scherprandige steek-snijletsels aan de linkerarm, de borstkas links zijwaarts, ter hoogte van de middelste oksellijn en de rug rechts laag, iets naast het midden. De letsels aan de linkerarm, de borstkas en de rug hadden onderliggende steekkanalen (van respectievelijk circa negen centimeter, zes centimeter en minimaal acht centimeter) die langer (dieper) waren dan de lengten van deze letsels (respectievelijk zeven en een half centimeter, vier en een half centimeter en vijf centimeter) en worden daarom steekletsels genoemd. Gezien het aspect van deze drie wonden en wondranden, met plaatselijk inkepingen en huidflapjes, wordt geconcludeerd dat er meer dan één steekbeweging en/of verandering van steekrichting is geweest in deze wonden. Het letsel aan de rug had een onderliggend steekkanaal dat hoofd- en voorwaarts verliep en schuin aan het lichaam, vastgesteld in ruggelings en gestrekte positie van het lichaam. Het steekkanaal verliep onder andere door de rugspieren laag, het middenrif rechts achterwaarts, de rechterborstholte, de onderrand van de rechterlong (onderkwab) met daarin een perforatie van vier centimeter lengte. Er was in relatie met dit steekkanaal circa 650 milliliter bloed opgehoopt in de rechterborstholte en de rechterlong was samengevallen. Er was een minimale oppervlakkige beschadiging aan het oppervlak van de twaalfde rib rechts. Het letsel aan de linker onderarm had juist een vrij ondiepe onderliggende perforatie in de onderhuidse weefsels (tot enkele centimeters diep), terwijl dit letsel beduidend langer was (lengte vier en een half centimeter) en wordt daarom een snijletsel genoemd.
Daarnaast had [voornaam slachtoffer 1] meerdere (acht) oppervlakkige huidbeschadigingen met scherprandig aspect en plaatselijk minimale huidflapjes en streepvormige oppervlakkige huidverkleuringen met plaatselijk oppervlakkige beschadigingen aan de strekzijde van de vingers van de rechterhand en aan de buigzijde van de rechteronderarm. Deze waren maximaal 0,7 centimeter lang.
De vier scherprandige steek- en snijletsels waren bij het leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door één of meerdere messen. Eén van deze letsels, te weten het steekkanaal in de rug, ging gepaard met onder andere perforatie van de rechterborstholte, een samengevallen rechterlong en bloedverlies in de rechterborstholte, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard door de combinatie van stoornissen van de long- en ademhalingsfunctie en algehele weefselschade door bloedverlies. Het intreden van de dood wordt verklaard door gevolgen van dit scherprandig steekletsel.
De oppervlakkige huidbeschadigingen met scherprandig aspect en plaatselijk minimale huidflapjes en streepvormige oppervlakkige huidverkleuringen met plaatselijk oppervlakkige beschadigingen aan de strekzijde van de vingers van de rechterhand en aan de buigzijde van de rechteronderarm waren bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch plaatselijk krassend, plaatselijk snijdend, geweld zoals door botsen tegen, snijden met een scherppuntig en/of scherppuntig en scherprandig voor werken zoals kan worden opgeleverd met een mes. Deze letsels kunnen passen bij
afweerletselstegen bovengenoemd ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld.
Verwondingen [voornaam slachtoffer 2] zoals blijkt uit de in het dossier aanwezige (medische) informatie;
Ook [voornaam slachtoffer 2] heeft als gevolg van het incident onder meer een steekwond opgelopen. Links op zijn onderrug, enkele centimeters boven het niveau van de bekkenrand, bevindt zich een penetrerend huidletsel. Ook heeft [voornaam slachtoffer 2] op zijn rug een snijwond opgelopen. Iets links van het midden van de borstwervelkolom bevindt zich een iets wijkend, gladrandig huidletsel. In het ziekenhuis is aan [voornaam slachtoffer 2] verteld dat één van deze verwondingen diep was.
Verwondingen [voornaam verdachte] en ontbreken van verwondingen bij [voornaam medeverdachte]
In het ziekenhuis werd geconstateerd dat [voornaam verdachte] snijverwondingen had aan zijn linkerhand. Het betroffen twee diepe sneeën in de wijs- en middelvinger.
[voornaam medeverdachte] heeft als gevolg van het incident geen steek- en ook geen snijletsels opgelopen.
Conclusie letsels
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen volgt dat [voornaam slachtoffer 1] , [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam verdachte]
(steek-/snij)letsels hebben opgelopen.
[voornaam slachtoffer 1] is als gevolg van het steekletsel in zijn rug komen te overlijden.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wat de toedracht is geweest tijdens de gebeurtenissen op 5 augustus 2017.
Voor de beantwoording van deze vraag acht het hof van belang:
- de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen,
- de 112-melding,
- de twee aangetroffen steakmessen,
- het (overige) bloedsporenbeeld.
Het hof zal deze bewijsmiddelen achtereenvolgens bespreken.
Opnamen verhoren [getuige 2] , [getuige 1] en [eigenaar café]
Het dossier bevat diverse verklaringen van getuigen.
Op verzoek van de verdediging is een aantal van de auditief geregistreerde getuigenverhoren woordelijk uitgewerkt en aan het strafdossier toegevoegd, namelijk de verhoren van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [eigenaar café] .
Gebleken is dat de eerste verklaring van [getuige 2] (afgelegd op 5 augustus 2017) en de tweede verklaring van [eigenaar café] (afgelegd op 9 augustus 2017) wel zijn opgenomen, maar niet meer beschikbaar zijn. De verdediging heeft gewezen op verschillen tussen de zakelijke weergave van de verklaringen zoals opgenomen in de nog wel beschikbare (niet woordelijk uitgewerkte) processen-verbaal en de (wel woordelijk uitgewerkte) AVR-bestanden, waarbij komt dat [eigenaar café] in een later verhoor heeft verklaard, dat hij tijdens dit (tweede) niet meer beschikbare verhoor, onder druk is gezet door de verbalisanten.
Nu de auditieve registraties van één van de verhoren van [getuige 2] en één van de verhoren van [eigenaar café] niet (meer) beschikbaar zijn, ontbreekt daardoor - ook voor de verdediging - de mogelijkheid van controle op de totstandkoming en de inhoud van de verklaringen.
Hiermee is naar het oordeel van het hof sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het hof is van oordeel dat het enkele gegeven dat twee audioregistraties van getuigenverhoren niet meer beschikbaar zijn, niet zonder meer de stelling van de verdediging rechtvaardigt dat “het TGO-team Grenada vrijelijk en naar eigen goeddunken door op dergelijke selectieve wijze te verbaliseren als enig doel voor ogen heeft gehad de beide broers te laten veroordelen”. Voor zover de verdediging daarmee heeft willen betogen dat met de opsporing belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde en dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, deelt het hof dit standpunt niet.
De verdediging heeft overigens over de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel voor verdachte van het ontbreken van de twee audioregistraties van verhoren, niets aangevoerd. Voor zover de verdediging heeft bedoeld te betogen dat ten aanzien van deze twee verhoren de mogelijkheid bestaat dat de weergave van de verhoren in de processen-verbaal niet overeenkomt met hetgeen letterlijk is verklaard, overweegt het hof dat de zakelijke weergave van de verklaringen van [getuige 1] en [eigenaar café] van die verhoren - waarvan de AVR-bestanden dus niet (meer) beschikbaar zijn - niet zal worden gebruikt voor het bewijs.
Woordelijke weergave verhoren [getuige 1] , [eigenaar café] en [getuige 2]
Het hof neemt in aanmerking dat is gebleken dat, zoals ook door de verdediging naar voren is gebracht, er verschillen zitten tussen de geverbaliseerde verhoren van de getuigen [getuige 1] , [eigenaar café] en [getuige 2] en de woordelijke weergave van die verhoren op basis van de uitwerking van de AVR-bestanden. Ook hier geldt echter dat het hof van oordeel is dat van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging niet is gebleken.
De geconstateerde verschillen zijn niet van dien aard dat dit gegeven tot de gevolgtrekking dient te leiden dat met de opsporing belaste ambtenaren ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde en dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Het hof zal uitsluitend de woordelijke uitwerkingen van de verhoren van deze getuigen betrekken bij de bewijsvraag. Overigens geldt voor de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [eigenaar café] dat zij meermalen zijn verhoord en de verdediging de getuigen [getuige 1] en [eigenaar café] heeft kunnen ondervragen bij de raadsheer-commissaris en van deze gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt. Dit alles tezamen maakt dat het hof van oordeel is dat de verdachte op geen enkele wijze in zijn verdediging is geschaad.
Betrouwbaarheid verklaringen getuige [getuige 1] , [eigenaar café] , [getuige 2] en [betrokkene 1]
De verdediging heeft met name de betrouwbaarheid van de door de getuigen [getuige 1] en [eigenaar café] afgelegde verklaringen betwist en betoogd dat deze niet tot bewijs kunnen worden gebruikt. Hetgeen de verdediging ter nadere onderbouwing daarvan heeft aangevoerd, is vermeld in de overgelegde pleitnota, die aan dit arrest is gehecht en waarvan de inhoud - in zoverre - als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Het hof stelt voorop dat het aan de rechter is om door getuigen afgelegde verklaringen te toetsen op hun totstandkoming en deze te waarderen ten aanzien van de bruikbaarheid ervan voor het bewijs. Het hof overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Verklaringen van getuige [getuige 1]
Het hof stelt vast dat de getuige [getuige 1] door de politie tweemaal is gehoord, te weten op 5 en 9 augustus 2017. Op verzoek van de verdediging zijn onder meer de verhoren van [getuige 1] woordelijk uitgewerkt en toegevoegd aan het strafdossier. [getuige 1] heeft daarin onder meer verklaard dat zij [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] uit de keuken zag komen toen de groep Winterswijk buiten stond. Op dat moment waren alleen zij ( [getuige 1] ), [getuige 2] , [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] in het café. Waar [eigenaar café] op dat moment was, weet zij niet. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] zijn toen samen naar buiten gelopen. Zij liepen schouder aan schouder. [getuige 1] hoorde dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] met elkaar aan het praten waren, maar zij kon niet verstaan wat ze tegen elkaar zeiden. Tussen hen in zag zij een mes. Zij weet eigenlijk zeker dat de oudste broer ( [voornaam verdachte] ) het mes vast had. Zowel [voornaam verdachte] als [voornaam medeverdachte] liep door de voordeur van het eetcafé naar buiten.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van de door [getuige 1] op basis van eigen waarnemingen afgelegde verklaringen. Het hof stelt vast dat haar verklaringen niet alleen op hoofdlijnen, maar ook op essentiële punten steun vinden in andere bewijsmiddelen en acht deze verklaringen dus bruikbaar voor het bewijs. De enkele omstandigheid dat [getuige 1] - zoals zij zelf overigens heeft erkend - in haar eerste verklaring van 5 augustus 2017 niet de waarheid heeft gesproken en toen heeft verklaard dat zij niet alles zou hebben gezien doordat zij op het toilet zat, doet aan het waarheidsgehalte en daarmee de betrouwbaarheid van de rest van die verklaring en van haar verklaring van 9 augustus 2017 niet af. Immers, door te verklaren dat zij op het toilet was, wilde zij kennelijk voorkomen te moeten/gaan verklaren over hetgeen zij had gezien.
Het hof leidt dat af uit de door haar voor die leugen gegeven uitleg, te weten dat ze bang was voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen.
[getuige 1] bevond zich op het moment van de voor verdachte belastende waarnemingen in het eetcafé waar kort daarvoor een kortdurende maar hevige vechtpartij had plaatsgevonden, waarbij ook haar partner [eigenaar café] was betrokken en waarbij zij had geprobeerd om de vechtenden te scheiden en zelf ook was geslagen. Dat [getuige 1] emotioneel was, boos en in shock, zoals zij heeft verklaard, acht het hof aannemelijk en kan een plausibele verklaring zijn voor een aantal door de raadsman benoemde verschillen in haar verklaringen. Deze verschillen zijn naar het oordeel van het hof echter van ondergeschikte betekenis.
Het hof acht haar verklaringen juist authentiek en stelt aan de hand van de woordelijk uitgewerkte verklaringen vast dat zij goed nadenkt over de door de politie gestelde vragen voordat zij antwoord geeft en soms ook gewoon verklaart dat zij het antwoord niet (meer) weet.
De stelling van de raadsman dat [getuige 1] gelet op haar alcoholgebruik geen betrouwbare waarnemingen heeft kunnen doen, deelt het hof niet. [getuige 1] is in haar verhoor open geweest over haar alcoholgebruik en heeft verklaard ongeveer 8 pijpjes bier te hebben gedronken en daardoor aangeschoten te zijn geweest. De kwalificatie “straalbezopen” die de raadsman aan haar alcoholgebruik verbindt, vindt geen enkele steun in het dossier en dat zij door haar alcoholgebruik geen concrete en betrouwbare waarnemingen heeft kunnen doen is ook overigens niet gebleken. Dat [getuige 1] heeft verklaard dat zij mogelijk een black-out heeft gehad wordt door haar niet in verband gebracht met het gebruik van alcohol en ziet op het moment dat zij buiten het café heeft gerookt en de waarnemingen die zij toen heeft gedaan.
Het hof betrekt bij dit alles ook de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken van 5 en 6 augustus 2017 waarin [getuige 1] bevestigt wat zij bij de politie heeft verklaard over haar waarnemingen in het café.
Verklaringen van [betrokkene 1] en [getuige 2]
Toen de vechtende partijen waren gescheiden en [getuige 1] bezig was met het opruimen van het café, waren naast [getuige 1] beide verdachten, de getuige [getuige 2] en de getuige [betrokkene 1] nog in het café. [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij niet wist hoeveel mensen er na de vechtpartij nog in het café waren, maar bijna zeker weet dat hij heeft gezien dat beide verdachten uit de keuken kwamen en vervolgens samen naar buiten liepen.
[betrokkene 1] heeft - als verdachte - aanvankelijk verklaard dat [voornaam medeverdachte] en [voornaam verdachte] ineens weer buiten waren, dat zij geen idee had hoe dat kwam, dat “het” (het hof begrijpt: het incident) buiten verder ging en dat zij meteen achter hen aan naar buiten ging. Buiten heeft [betrokkene 1] geprobeerd om [voornaam verdachte] én [voornaam medeverdachte] tegen te houden en weg te duwen en te trekken. Anders dan de verdediging heeft gesteld, beschouwt het hof de verklaring van [betrokkene 1] niet als een contra-indicatie voor hetgeen [getuige 1] heeft verklaard, mede vanwege het feit dat die verklaring op onderdelen bevestiging vindt in de verklaring van [getuige 2] .
De verklaringen van [betrokkene 1] en [getuige 2] komen op van belang zijnde punten overeen met onderdelen van de verklaringen van [getuige 1] en bevestigen naar het oordeel van het hof de waarnemingen van [getuige 1] over de gebeurtenissen in het café kort voordat beide verdachten naar buiten gaan.
Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, noch anderszins aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de als bewijs te gebruiken verklaringen van [getuige 1] en de daarin opgenomen waarnemingen, te twijfelen. Het hof verwerpt dan ook de door de verdediging gevoerde verweren.
Betrouwbaarheid verklaring getuige [eigenaar café]
Het hof stelt vast dat de getuige [eigenaar café] door de politie vier maal is gehoord, te weten twee keer op 5 augustus 2017, op 9 augustus 2017 en op 4 oktober 2017. Op verzoek van de verdediging zijn het eerste verhoor van [eigenaar café] van 5 augustus 2017 en de verhoren van
9 augustus 2017 en 4 oktober 2017 woordelijk uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd.
Uit de verhoren van [eigenaar café] blijkt onder meer dat hij heeft gezien dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] (samen) (met een stoel) aan het (in)slaan waren op/tegen [voornaam slachtoffer 1] . [eigenaar café] heeft na het incident ook tegen de vader van [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] , te weten [benadeelde 1] , aangegeven waar [voornaam slachtoffer 1] moet hebben gelegen en waar [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] op [voornaam slachtoffer 1] aan het intrappen en inslaan waren. Dat kan ook volgen uit de verklaring van [benadeelde 1] , hetgeen is bevestigd door [eigenaar café] zelf.
Ook geeft [benadeelde 1] in zijn verklaring aan dat [eigenaar café] hem vertelde dat hij – [eigenaar café] - op dat moment tegen [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] zou hebben gezegd: “Jullie schoppen hem (het hof begrijpt: [voornaam slachtoffer 1] ) nog [betrokkene 6] ”. [eigenaar café] heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat hij dit heeft gezegd tegen [benadeelde 1] . Dat [eigenaar café] in latere verhoren heeft aangegeven dat hij niet meer zeker weet dat het de twee mannen uit Enschede
(het hof begrijpt dat [eigenaar café] hiermee [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] bedoelt)zijn geweest die aan het slaan waren, maar dat hij wel 100% zeker weet dat hij één van de mannen uit Enschede met een terrasstoel heeft zien slaan op één van de jongens uit Winterswijk, maakt nog niet dat aan het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van zijn eerdere verklaring getwijfeld dient te worden. De latere verklaring sluit zijn eerdere verklaring, voor zover inhoudende dat [eigenaar café] buiten zag dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] (samen) (met een stoel) aan het (in)slaan waren op [voornaam slachtoffer 1] , niet uit.
De door [eigenaar café] afgelegde verklaringen komen op essentiële punten ook overeen waar het gaat om de door hem gedane waarnemingen buiten het café. Hetgeen [eigenaar café] aan [benadeelde 1] heeft verteld, heeft hij verteld kort na het incident, op het moment dat, zoals [eigenaar café] in latere verhoren heeft aangegeven, “alles nog fris was”.
Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, namelijk dat [eigenaar café] in zijn derde verhoor aangeeft bepaalde gebeurtenissen niet helemaal zeker meer te weten, noch anderszins, aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de tot bewijs te gebruiken verklaring van [eigenaar café] . Het hof heeft bij dat oordeel ook de verklaring van [benadeelde 1] betrokken en deze in onderling verband en samenhang gelezen met de door [eigenaar café] afgelegde verklaring. De overigens niet nader onderbouwde stelling van de verdediging dat [eigenaar café] bepaalde onderdelen misschien wel tegen de familie [familienaam] heeft gezegd, maar dat dit voortkomt uit gevoelens van medeleven of het naar de mond willen praten, is louter speculatief van aard en wordt om die reden gepasseerd. Het hof verwerpt dan ook het door de verdediging gevoerde verweer.
Conclusie getuigenverklaringen van [getuige 1] , [eigenaar café] , [getuige 2] en [betrokkene 1]
Het hof stelt op grond van onder andere de verklaringen van [getuige 1] , [eigenaar café] , [getuige 2] en [betrokkene 1] , in onderling verband en samenhang bezien, vast dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] vanuit en/of uit de richting van de keuken van het eetcafé samen naar buiten zijn gelopen en dat zij, al dan niet tegelijkertijd, samen buiten een gewelddadige confrontatie zijn aangegaan met de jongens van de groep Winterswijk, onder wie [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] .
Het hof stelt verder vast dat geen van de getuigen heeft verklaard te hebben gezien dat er tijdens het incident buiten een mes is gebruikt.
Aangezien echter niet in discussie is dat beide slachtoffers ( [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] ) met een mes/scherp voorwerp zijn gestoken/gesneden, zal het hof thans overgaan tot de bespreking van de eerder genoemde steakmessen, de overige bloedsporen en de 112 melding.
1.
Mes 1.
Toen de politie ter plaatse arriveerde, troffen zij [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] aan in de keuken van het eetcafé. Zij zaten naast elkaar op de grond. Een politiemedewerkster, [verbalisant 1] , begeleidde de ambulancemedewerker [betrokkene 7] naar [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] in de keuken. [betrokkene 7] , die vervolgens [voornaam verdachte] onderzocht, liet aan [verbalisant 1] met gebaren blijken dat hij een voorwerp zag achter de rug van [voornaam verdachte] . [betrokkene 7] pakte het voorwerp - dit bleek een mes te zijn - en overhandigde het mes aan [verbalisant 1] . Het mes, naar vast staat een steakmes soortgelijk aan de steakmessen die in keuken van het café “ [naam café] ” lagen, werd vervolgens veiliggesteld.
De verdediging heeft aangevoerd dat de waarnemingen van [betrokkene 7] evident onjuist zijn en niet passen bij de feiten. Hetgeen de verdediging ter nadere onderbouwing daarvan heeft aangevoerd, is vermeld in de overgelegde pleitnota die aan dit arrest is gehecht en waarvan de inhoud - in zoverre - als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd
.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
[betrokkene 7] heeft in zijn eerste verklaring bij de politie op 24 augustus 2017 verklaard dat hij bij [voornaam verdachte] achter zijn rug een soort steakmes zag, dat het lemmet naar beneden wees en het handvat aan de bovenzijde was. Hoe het mes precies vast zat, kon hij zich niet meer herinneren. [betrokkene 7] geeft aan dat er
mogelijkeen lusje aan de broek zat of dat het mes
mogelijkdoor een lusje heen was gestoken. [betrokkene 7] kan het dus, zo stelt het hof vast, niet met zekerheid zeggen. Wel weet hij dat hij het gehele mes zag. Bij de raadsheer-commissaris heeft [betrokkene 7] verklaard dat hij het mes tussen het touwtje van de joggingbroek zag zitten.
[betrokkene 7] geeft bij de raadsheer-commissaris verder aan dat hij 100% zeker weet dat hij het mes uit de lus heeft weggehaald. Het mes zat niet in de broekzak, maar achter het lusje.
Het hof stelt allereerst vast dat [betrokkene 7] vanaf het begin - in zijn eerste verklaring - niet heel duidelijk heeft verklaard over hoe hij het mes precies bij [voornaam verdachte] heeft aangetroffen. Met name over de aanwezigheid van een lusje aan de broek van [voornaam verdachte] is [betrokkene 7] onzeker.
Het hof stelt op grond van foto 5 op pagina 4262 vast dat er geen lusje in of aan de broek van [voornaam verdachte] is te zien. Hoe het mes zich precies achter de rug van [voornaam verdachte] heeft bevonden is - ook achteraf - niet exact vast te stellen. Op grond van de verklaringen van [betrokkene 7] kan in ieder geval wel worden vastgesteld - en het hof heeft daar geen twijfels over - dat het gehele mes zichtbaar was en dat het mes achter de rug van [voornaam verdachte] is aangetroffen met het lemmet naar beneden.
Op grond van de foto die door een politieagent is gemaakt kan tevens worden vastgesteld dat het mes zich allereerst in de rechterbroekzak van [voornaam verdachte] bevond, met het lemmet omhoog, welk mes later door [betrokkene 7] achter de rug van [voornaam verdachte] is aangetroffen. In weerwil van hetgeen door de raadsman hierover naar voren is gebracht, leidt het hof hieruit af dat [voornaam verdachte] , terwijl hij op de grond in de keuken zat, het mes op enig moment vanuit zijn rechterbroekzak achter zijn rug heeft gebracht.
2 Mes 2.
In het eetcafé is door de forensische opsporing tactisch en forensisch onderzoek gedaan. In het café werd daarbij nog een (tweede) mes aangetroffen op de vloer in de keuken onder een stalen aanrechtblad. Ook dit mes is in beslag genomen.
Op 6 augustus 2017 werd een tactische doorzoeking in het café, bar en keuken uitgevoerd. Door de verbalisant werd vastgesteld dat er in de keuken in een rieten mandje bestekenvelopjes aanwezig waren. Met uitzondering van twee envelopjes waren het complete setjes bestaande uit een servet, een steak/bistro mes en een vork. Bij twee envelopjes ontbrak het steak/bistro mes.
In een eetgedeelte verbonden aan het cafégedeelte bevond zich ook een bestekbak waarin dezelfde bestekenvelopjes aanwezig waren. Alle aanwezige envelopjes daar bestonden uit een compleet setje van telkens een steakmes en een vork.
Het hof gaat er op grond van dit tactisch onderzoek, in onderling verband en samenhang bezien met de getuigenverklaring van [getuige 1] , vanuit - en heeft geen reden daaraan te twijfelen - dat de twee aangetroffen messen afkomstig waren uit de keuken van het café.
Onderzoek steakmessen
Beide messen zijn door het NFI onderzocht op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA.
Ook is van deze twee messen DNA-RNA materiaal veiliggesteld met de vraag aan het NFI of er RNA-onderzoek mogelijk is.