Uitspraak
[eiseres],
Fositrans,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [eiseres] tegen Fositrans B.V. De zaak betreft een loonvordering van [eiseres] die in eerste instantie door de kantonrechter is afgewezen. [Eiseres] was in dienst bij Fositrans en heeft zich op 25 juli 2018 ziek gemeld. Fositrans heeft haar daarop op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft dit ontslag later vernietigd, maar de arbeidsovereenkomst is per 1 februari 2019 ontbonden. In hoger beroep vordert [eiseres] de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en betaling van achterstallig loon. Het hof oordeelt dat het belang bij toewijzing van de loonvordering in kort geding onvoldoende aannemelijk is, omdat [eiseres] over alternatieve inkomsten beschikte. De vordering wordt afgewezen en de kosten van het hoger beroep worden aan [eiseres] opgelegd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst het meer of anders gevorderde af.