ECLI:NL:GHARL:2021:2717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
21-003456-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door alcoholgebruik en roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977, heeft op 18 februari 2018, bij duisternis en onder invloed van alcohol, met een snelheid van ongeveer 60 km/u twee voetgangers aangereden op een smalle en onverlichte weg. De voetgangers waren goed zichtbaar door hun verlichting, maar de verdachte heeft hen niet opgemerkt. Door de aanrijding hebben beide voetgangers zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een gebroken schouderblad en meerdere ribfracturen. De verdachte werd aangeklaagd voor roekeloos rijgedrag en het rijden onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 850 µg/l, wat bijna viermaal de wettelijke grens overschrijdt.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot ernstige gevolgen voor de slachtoffers. De strafoplegging is in overeenstemming met de oriëntatiepunten van het LOVS, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar hebben meegewogen. De verdachte heeft ter zitting zijn spijt betuigd en erkend dat hij fout is geweest, maar het hof heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die aanleiding geven om van de oriëntatiepunten af te wijken. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003456-19
Uitspraak d.d.: 24 maart 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 juni 2019 met parketnummer 18-037242-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling ter zake van het onder 1 primair (op basis van ernstige schuld met zwaar lichamelijk letsel en een alcoholgebruik van meer dan 570 µg/l) en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primairhij op of omstreeks 18 februari 2018, omstreeks 19.04 uur, bij duisternis te of bij [plaats] , (in elk geval) in de gemeente de [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien verdachte, nadat hij, verdachte, een (forse) hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en/of met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over de [adres] (ter plaatse een smalle en niet, in elk geval beperkt, verlichte weg) en naderende (gezien verdachtes rijrichting), twee rechts op/langs de rijbaan van die weg lopende voetgangers
- ( gelet op de toen daar heersende duisternis), niet, althans niet behoorlijk heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (tijdig) heeft afgeremd en/of snelheid heeft geminderd en/of
- niet, althans behoorlijk en/of voldoende - teneinde een botsing/aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen - gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op (zeer) korte afstand was genaderd
en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is aangereden of opgebotst tegen die voetganger(s),
waardoor, in elk geval mede waardoor een ander (genaamd [benadeelde partij1] ), zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken schouderblad en/of meerdere gebroken ribben en/of meerdere breuken in ruggenwervels en/of een gekneusde/gescheurde long heeft opgelopen, en/of zodanig (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
1 subsidiairhij op of omstreeks 18 februari 2018 te [plaats] , gemeente De [gemeente] als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmee rijdende op de weg, de [adres] , met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over die [adres] (ter plaatse een smalle en niet, in elk geval beperkt, verlichte weg) en naderende (gezien verdachtes rijrichting), twee rechts op/langs de rijbaan van die weg lopende voetgangers
- ( gelet op de toen daar heersende duisternis), niet, althans niet behoorlijk heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (tijdig) heeft afgeremd en/of snelheid heeft geminderd en/of
- niet, althans behoorlijk en/of voldoende - teneinde een botsing/aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen - gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op (zeer) korte afstand was genaderd
en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is aangereden of opgebotst tegen die voetganger(s),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.hij op of omstreeks 18 februari 2018, te of bij [plaats] , (in elk geval) in de gemeente De [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 850 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primairhij op 18 februari 2018, omstreeks 19.04 uur, bij duisternis te of bij [plaats] , in de gemeente de [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien verdachte, nadat hij, verdachte, een forse hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over de [adres] (ter plaatse een smalle en niet verlichte weg) en naderende (gezien verdachtes rijrichting), twee rechts op/langs de rijbaan van die weg lopende voetgangers
- gelet op de toen daar heersende duisternis, niet heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende verkeer en
- niet het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tijdig heeft afgeremd en snelheid heeft geminderd en
- niet - teneinde een aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen - gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op korte afstand was genaderd
en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is aangereden tegen die voetgangers,
waardoor [benadeelde partij1] zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken schouderblad en meerdere gebroken ribben en meerdere breuken in ruggenwervels en een gekneusde/gescheurde long heeft opgelopen,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.hij op 18 februari 2018 te of bij [plaats] , in de gemeente De [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
850 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet

en

overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994
(850 microgram).

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 18 februari 2018, omstreeks 19:04 uur, bij duisternis, terwijl hij verkeerde onder invloed van een forse hoeveelheid alcoholhoudende drank, als bestuurder van een bedrijfsbestelbus zeer onvoorzichtig en onoplettend aan het verkeer deelgenomen. Hij heeft op een smalle en onverlichte weg met een snelheid van - naar zijn zeggen iets meer dan de op die weg toegestane maximum snelheid van - 60 km/u twee rechts op/langs die weg lopende voetgangers, te weten mw. [benadeelde partij1] en haar echtgenoot [benadeelde partij2] , die in dezelfde richting liepen als verdachte reed, en welke voetgangers verdachte niet heeft opgemerkt, van achteren aangereden, zonder af te remmen en snelheid te minderen, terwijl beide voetgangers ondanks de duisternis goed verlicht zichtbaar waren voor het verkeer op die weg. Als gevolg van de aanrijding is [benadeelde partij2] gewond geraakt aan (onder meer) zijn linker heup en linker elleboog en heeft [benadeelde partij1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken schouderblad, meerdere gebroken ribben, meerdere breuken in ruggenwervels en een gekneusde/gescheurde long. [benadeelde partij1] werd kort na de aanrijding door omstanders buiten bewustzijn aangetroffen in een naast die weg gelegen sloot met haar gezicht in het
water. Zij is door tijdig handelen van de omstanders ternauwernood aan de verdrinkingsdood ontsnapt. Na onderzoek bleek verdachtes ademalcoholgehalte 850 µg/l uitgeademde lucht te zijn, bijna viermaal hoger dan de wettelijke grens van 220 µg/l.
Aldus heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, zeer ernstig in gevaar gebracht, heeft hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en heeft hij (zwaar) lichamelijk letsel aan anderen toegebracht.
Uit de door [benadeelde partij1] ter zitting van het hof voorgelezen - ongedateerde - schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij als gevolg van het bij de aanrijding opgelopen letsel volledig arbeidsongeschikt is verklaard, daardoor haar baan heeft verloren en nog steeds ernstig wordt belemmerd in de uitoefening van haar dagelijkse bezigheden die zij vóór het ongeval wel kon verrichten en dat haar echtgenoot [benadeelde partij2] zijn oorspronkelijke fulltime baan als koelmonteur door de gevolgen van het ongeval niet meer kon uitoefenen en nu een parttime baan als vrachtwagenchauffeur heeft.
Hier staat het volgende tegenover.
Uit het schrijven van [naam1] , de echtgenote van verdachte, d.d. 29 mei 2019 blijkt dat de aanrijding een enorme impact heeft gehad op verdachte. Er is voor verdachte hulp gezocht bij de huisarts. Deze heeft de GGZ ingeschakeld, waarna er meerdere gesprekken bij verdachte thuis hebben plaatsgehad met een verpleger en een psychiater. Langzamerhand kroop verdachte iets meer uit zijn schulp en durfde hij weer even naar buiten te gaan, elke keer een stukje verder. Hij bleef hulp krijgen van de GGZ, waar hij wekelijks naar toe ging. Hij heeft door de sessies met de GGZ geleerd om met de situatie om te gaan en om er over te praten, maar dat laatste vindt verdachte lastig. Ook voor het gezin van verdachte heeft de aanrijding grote impact gehad.
Ter zitting van het hof heeft verdachte bevestigd hetgeen zijn echtgenote heeft geschreven. Daarnaast heeft hij het navolgende verklaard. Het deed hem goed toen hij hoorde dat het wat beter ging met de twee slachtoffers, omdat hij zich over hen grote zorgen maakte. Hij heeft minder werk kunnen verrichten omdat zijn rijbewijs was ingevorderd en zes maanden ingehouden is geweest, terwijl hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk als ZZP’er in de bouw. Gedurende die inhouding is hij of meegereden met zijn collega’s of is hij door zijn echtgenote gebracht of hebben zijn opdrachtgevers hem opgehaald. Gedurende die inhouding plande verdachte zijn werkzaamheden dan wel dicht in de buurt waardoor hij door anderen gebracht en gehaald kon worden.
Verdachte heeft ter zitting van het hof meermalen tegenover de slachtoffers [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] zijn spijt betuigd, te kennen gegeven dat hij fout is geweest en hetgeen is gebeurd nimmer had mogen plaatsvinden.
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat verdachte een man is die zijn emoties moeilijk kan uiten, maar onderhuids wel erg lijdt onder hetgeen is gebeurd.
Door de Reclassering Nederland is omtrent verdachte op 19 maart 2020 een reclasseringsadvies uitgebracht, dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt.
Hoewel verdachte het terecht vindt dat hij gestraft wordt, is hij tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. Hij vreest namelijk voor de negatieve gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens de informatie uit het UJD is er geen sprake van justitiële documentatie betreffende verkeersdelicten. Verdachte kan verweten worden dat hij als
verkeersdeelnemer onverantwoord heeft gehandeld door, onder invloed van alcohol, achter het stuur te stappen. Dat hij daarbij twee voetgangers over het hoofd zag, aanreed en vervolgens doorreed betreurt verdachte oprecht. Hij is zich bewust van zijn eigen aandeel in het ontstaan van het ongeluk en is bereid daarvoor verantwoordelijkheid te nemen. Het ongeval en de nasleep daarvan buiten beschouwing latende, wordt geconcludeerd dat verdachte zijn leven goed op orde heeft en dat er geen sprake is van eventuele probleemgebieden/criminogene factoren. Zo runt hij een eigen onderneming, heeft hij huisvesting en een stabiele relatie en is hij tevens niet bekend met financiële problemen. Betrokkene consumeert weliswaar alcohol maar van een verslaving kan hier niet worden gesproken. Ook is verdachte omringd door een positief en steunend sociaal netwerk bestaande uit familie, werkomgeving en vrienden. Al deze leefgebieden kunnen als beschermend worden gezien. Voor Reclassering Nederland zijn er daarom, afgezien van deze rapportage, geen aanknopingspunten voor verder contact. Het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld
en na het plegen van de bewezenverklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft ter zitting de indruk gekregen dat verdachte inziet dat hij onjuist heeft gehandeld, zijn verantwoording neemt voor zijn rijgedrag en dat sprake is van een incident.
De advocaat-generaal is van mening dat de straf die in de door het landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor een delict als dit wordt genoemd, moet worden opgelegd. Het zeer onvoorzichtig en onoplettend rijden in combinatie met het gebruik van een hoeveelheid alcohol als bij verdachte vastgesteld moet als ernstige mate van schuld worden beschouwd. In aanmerking genomen de ernst van de gevolgen moet volgens de oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren worden opgelegd. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die meebrengen dat van de oriëntatiepunten moet worden afgeweken. De oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid en het tegen gaan van willekeur bij de strafoplegging, aldus de advocaat-generaal.
Het hof stelt voorop dat de rechter bij de bepaling van de op te leggen straf niet gebonden is aan de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten. Het LOVS heeft niet de bevoegdheid om rechters hetzij bij wijze van algemeen verbindend voorschrift hetzij bij wijze van beleidsregel (bindende) aanwijzingen te geven ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken. De opvatting van de advocaat-generaal dat de strafoplegging, zoals die voortvloeit uit de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten, moet worden gevolgd, tenzij van bijzondere omstandigheden is gebleken, vindt geen steun in het recht.
Met betrekking tot hetgeen de advocaat-generaal heeft betoogd ten aanzien van de strekking van de oriëntatiepunten overweegt het hof dat juist in zaken als deze, de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 betreffende, bij de strafoplegging diverse aspecten moeten worden betrokken, niet alleen de (in de oriëntatiepunten genoemde) ernst van het verwijt en de gevolgen van het feit. Evenzeer zijn onder andere van belang de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon van de verdachte, zijn houding ten opzichte van de overtreding en de impact van een op te leggen straf op de persoon van de verdachte en degenen voor wie de verdachte een verantwoordelijkheid heeft. Dit brengt mee dat van gelijke gevallen niet licht sprake zal zijn. Dat de rechter deze aspecten bij de strafoplegging betrekt en bijgevolg tot verschillende strafoplegging komt, kan daarom ook niet worden beschouwd als willekeur bij de strafoplegging.
Alles afwegend acht het hof de door de rechtbank ter zake van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en de ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde feit opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van verdachte in verband met deze strafzaak is ingevorderd en ingehouden is geweest, te weten in totaal 180 dagen, in dit geval passend en geboden.
Dit zijn - daarvan is het hof zich zeer bewust - voor verdachte zware straffen. Beide hebben, zo heeft verdachte ter zitting verklaard, grote invloed op het werk dat verdachte kan uitvoeren en het inkomen dat hij - als kostwinner voor zijn gezin met drie opgroeiende kinderen - kan genereren. Een mildere strafmodaliteit (geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en geen onvoorwaardelijke rijontzegging van langere duur dan de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd en ingehouden is geweest, zoals door de verdediging bepleit) komt echter, gelet op de ernst van het aan verdachte te maken verwijt en de gevolgen die de aanrijding in het bijzonder voor het slachtoffer [benadeelde partij1] heeft gehad en nog steeds heeft, niet in aanmerking.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 24 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.