In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeert en dat een (beperkte) vermindering van de partneralimentatie per 1 januari 2020 niet van haar verlangd kan worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat zij in zodanige financiële problemen is gekomen dat de wijziging van de alimentatie niet redelijk is.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland vernietigd en de partneralimentatie vastgesteld op € 840,- per maand met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020, en € 865,20 per maand met ingang van 1 januari 2021. De rechtbank had de bijdrage per 1 januari 2020 op nihil gesteld, maar het hof heeft geconcludeerd dat de man, ondanks zijn eerdere betalingen, niet meer dan het vastgestelde bedrag verschuldigd is.
De vrouw heeft niet aangetoond dat de stopzetting van de betalingen door de man haar in ernstige financiële problemen heeft gebracht. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de draagkracht van de man en de behoefte van de vrouw. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was.