In deze zaak betreft het een echtscheiding tussen een vrouw, wonende in Duitsland, en een man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is. De vrouw is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De procedure draait om de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, waarbij de man een eenmanszaak en een restaurant heeft. Het hof verwijst naar eerdere tussenbeschikkingen en behandelt de resterende geschilpunten, waaronder de waardering van de activa en passiva van de man. Het hof oordeelt dat de man de onderneming volledig heeft voortgezet en dat de waarde van de eenmanszaak op 31 december 2018 moet worden vastgesteld. De man heeft een schuld aan de erven van een overleden vennoot, wat van invloed is op de waardering van zijn onderneming. Het hof komt tot de conclusie dat de man aan de vrouw een bedrag van € 86.404,76 moet betalen, na verrekening van bedragen die de vrouw al heeft ontvangen. De vrouw moet op haar beurt de helft van de fiscale claim op de stille reserve van de loods en belastingteruggaven aan de man vergoeden. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap wordt opnieuw vastgesteld, waarbij de activa en passiva van de eenmanszaak en de onroerende zaken worden verdeeld.