ECLI:NL:GHARL:2021:2704

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
21-002481-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd tegen twee verschillende personen. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf van twee weken toegewezen. De zaak betreft bedreigingen die de verdachte via WhatsApp heeft geuit naar twee hulpverleners, waarbij hij hen dreigde met de dood. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de bedreigingen door de verdachte zodanig waren dat bij de slachtoffers een redelijke vrees kon ontstaan voor hun leven. De verdachte heeft in zijn verweer aangevoerd dat zijn uitlatingen voortkwamen uit wanhoop en frustratie, maar het hof heeft deze argumenten verworpen. De opgelegde straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook contactverboden opgelegd voor een periode van één jaar, ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002481-20
Uitspraak d.d.: 24 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 17 juli 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-135743-20 en 18-063963-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-730026-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
blijkens de GBA ingeschreven te [woonplaats] , [woonadres1] ,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [woonplaats] , [woonadres2] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, oplegging van contactverboden ten aanzien van [naam1] en [naam2] en niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De politierechter heeft voorts contactverboden opgelegd ten aanzien van [naam1] en [naam2] en de vordering tenuitvoerlegging toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-135743-20:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart 2020 tot en met 22 maart 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , (telkens) [naam1] (begeleider bij [naam3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk die [naam1] via WhatsApp berichten dreigend de woorden toegevoegd:
- " Kanker debiel doodschoppen zal ik je hond." en/of
- " Kij.en. [naam2] worden mijndood.godverdomme..ik.kam.je wel.vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak met parketnummer 18-063963-20:
hij in of omstreeks in de periode van 07-10-2019 t/m 21-01-2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [naam2] , meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam2] (via WhatsApp en/of telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
- " [naam2] val hartstikke dood, echt sterf zoals je mij laat sterven", en/of
- " Als ik je dood sla heeft de gemeente een goed punt", en/of
- " [naam2] , ik kan je wel vermoorden (...) [naam2] ik maak je af, hangen zal je klootzak, kanker mongool", en/of
- Kanker mongool, ik maak je dood. Dood ga je, dood moet je. Echt dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte ten aanzien van beide tenlastegelegde bedreigingen dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe – kort weergegeven – aangevoerd dat weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte diverse uitingen heeft gedaan en verschillende keren uitbarstingen heeft gehad, maar dat verdachte zich slachtoffer voelde en zich niet gehoord voelde. De uitlatingen van verdachte dienen in die context te worden gezien. De woordkeuze van verdachte was laakbaar. Dat hij die uitlatingen heeft gedaan, wil niet zeggen dat sprake is van strafrechtelijke bedreigingen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er geen antwoorden komen op zijn wanhoopskreten en hij niet wordt geholpen. Gelet op de context stelt de raadsman dat niet de redelijke vrees zou kunnen zijn ontstaan bij aangevers dat zij hun leven zouden verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, dan wel dat het opzet van verdachte daarop was gericht. De uitlatingen van verdachte waren niet fraai en hij heeft het niet op de juiste manier gedaan, maar het zijn geen strafbare feiten. Dit moet buiten het strafrecht worden opgelost, aldus de raadsman.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Het hof stelt voorop dat van een bedreiging in strafrechtelijke zin naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad pas sprake is indien de bedreiging onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de betrokkene de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zal worden gepleegd. Deze redelijke vrees is objectief van aard en kan dus niet enkel worden bepaald door de bij het slachtoffer veroorzaakte angstgevoelens.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de in de tenlastelegging vermelde berichten uit wanhoop naar [naam1] heeft verstuurd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de in de tenlastelegging vermelde berichten uit boosheid en frustratie naar [naam2] heeft verstuurd met de bedoeling mensen wakker te schudden en om respons uit te lokken.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij aangevers de redelijke vrees kon ontstaan dat zij door toedoen van verdachte het leven zouden verliezen. Uit de aangiftes blijkt voorts dat aangevers zich beiden daadwerkelijk bedreigd hebben gevoeld. Uit het procesdossier blijkt dat verdachte de berichten opzettelijk naar aangevers heeft gestuurd. Dat deze woorden zijn gebezigd in boosheid, frustratie, wanhoop dan wel om mensen wakker te schudden of respons uit te lokken, ontneemt niet het bedreigende karakter daaraan. Het verweer van de raadsman strekkende tot vrijspraak wordt ten aanzien van beide tenlastegelegde bedreigingen verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-135743-20 en in de zaak met parketnummer 18-063963-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-135743-20:
hij op tijdstippen in de periode van 21 maart 2020 tot en met 22 maart 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , telkens [naam1] , begeleider bij [naam3] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk die [naam1] via WhatsApp berichten dreigend de woorden toegevoegd:
- " Kanker debiel doodschoppen zal ik je hond." en
- " Kij.en. [naam2] worden mijndood.godverdomme..ik.kam.je wel.vermoorden";
zaak met parketnummer 18-063963-20:
hij op 19 januari 2020 te Sneek, gemeente [gemeente] , [naam2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam2] via WhatsApp de woorden toe te voegen:
- " [naam2] , ik kan je wel vermoorden (...) [naam2] ik maak je af, hangen zal je klootzak, kanker mongool", en
- Kanker mongool, ik maak je dood. Dood ga je, dood moet je. Echt dood.”
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-135743-20 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 18-063963-20 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen ten aanzien van een begeleider bij [naam3] en een medewerker van de gemeente [gemeente] . Uit beide aangiftes volgt dat de berichten van verdachte als zeer bedreigend zijn ervaren. Beide aangevers hebben het gevoel gehad dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. Door aldus te handelen heeft verdachte sterke gevoelens van angst en onveiligheid bij aangevers, beiden notabene actief als hulpverlener ten behoeve van verdachte, teweeggebracht.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 februari 2021 blijkt dat verdachte meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor soortgelijke feiten.
De raadsman heeft ter zitting naar voren gebracht dat ten aanzien van verdachte een lange en ingewikkelde problematiek speelt. Verdachte is met meerdere instanties bezig om te proberen zijn leven op orde te krijgen. De hulp van de gemeente is telkens op niets uitgelopen. Verdachte voelt zich een slachtoffer. Als hij naar de gevangenis moet, zal het slechter met hem gaan.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Echter, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niettemin passend en geboden.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Met de advocaat-generaal en de politierechter is het hof van oordeel dat verdachte ten aanzien van beide aangevers, [naam1] en [naam2] , een contactverbod als maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij en/of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Het hof beoogt daarmee te voorkomen dat verdachte opnieuw contact op zal nemen met [naam1] en/of [naam2] , om welke reden dan ook. Het hof zal de maatregelen in de zin van artikel 38v Sr opleggen voor een periode van één jaar. Voor elke keer dat verdachte één van de op te leggen verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van drie weken worden opgelegd, met een maximum van zes maanden. Het hof beveelt daarbij dat de beide maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegen een bepaalde persoon of bepaalde personen. Daarbij baseert het hof zich onder meer op het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 9 juni 2020, waaruit blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en het gedrag van verdachte inmiddels meerdere jaren voortduurt. Uit eerdere rapportages is gebleken dat de (overmatige) WhatsApp-berichten en overlast richting medewerkers van de gemeente en hulpverlening nooit daadwerkelijk zijn gestopt. Sancties die in het verleden zijn opgelegd, onder andere in het bestuursrechtelijke kader, hebben dan ook niet een lerend effect gehad.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18-730026-17
De advocaat-generaal heeft de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 12 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd in de tevens tegen verdachte aanhangige strafzaak met parketnummer 21-001113-20.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf, opgelegd voor bedreiging, in deze strafzaak worden gelast, nu niet is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden waarom deze straf niet ten uitvoer zou moeten worden gelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-135743-20 en in de zaak met parketnummer 18-063963-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-135743-20 en in de zaak met parketnummer 18-063963-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden hechtenis.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden hechtenis.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 12 februari 2018, parketnummer 18-730026-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.G. Idsardi, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 24 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.