In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partneralimentatie. De zaak betreft een verzoek van de man, die in hoger beroep ging tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 22 november 2019, waarin de partneralimentatie voor de vrouw was vastgesteld op € 8.017,- per maand. De man verzocht het hof om de alimentatie te verlagen naar € 3.500,- netto per maand, terwijl de vrouw verweer voerde en de eerdere beschikking wilde laten bekrachtigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden via een telefonische verbinding vanwege de coronamaatregelen. Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de echtscheiding van partijen in 2020 en de zorg voor hun drie volwassen kinderen. De man had eerder een hoog inkomen, maar betwistte dat hij nog steeds in staat was om dat inkomen te verwerven. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij, ondanks zijn lagere inkomen, in staat moest worden geacht om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te leveren.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de partneralimentatie betreft en bepaald dat de man met ingang van 23 maart 2020 € 4.005,- per maand en met ingang van 1 januari 2021 € 4.125,15 per maand aan de vrouw moet betalen. Deze beslissing is genomen op basis van de berekeningen van het netto besteedbaar inkomen en de behoefte van de vrouw, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de omstandigheden van beide partijen.