ECLI:NL:GHARL:2021:2668

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
21-005182-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en diefstal met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor vier druggerelateerde feiten en diefstal. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een zwaardere straf opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis. De verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag is ook bevestigd. De zaak betreft drugshandel in MDMA en GHB, alsook de verkoop van hennep en hasjiesj. De verdachte heeft bekend en er zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en behandeling voor verslaving. De straf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005182-19
Uitspraak d.d.: 22 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 september 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers
18-054539-18 en 18-244688-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, zijnde een ambulante behandeling bij de VNN en reclasseringstoezicht. Voorts vordert de advocaat-generaal verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.H. Kappelhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, zijnde een meldplicht, een verplichte (ambulante) behandeling en reclasseringstoezicht. Ten aanzien van het beslag is het inbeslaggenomen geld verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-054539-18:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te [plaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethylamfetamine (MDMA / XTC (speed)) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma hydroxy boterzuur (GHB), zijnde 3,4- methyleendioxymethylamfetamine (MDMA / XTC (speed)) en/of gamma hydroxy boterzuur (GHB) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,42 gram en/of 0,28 gram en/of 1,15 gram en/of 0,45 gram en/of 0,82 gram en/of 4,63 gram en/of 0,13 gram en/of 127,36 gram en/of 2,81 gram (totaal 138,05 gram), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethylamfetamine (MDMA / XTC (speed)), zijnde 3,4- methyleendioxymethylamfetamine (MDMA / XTC (speed)) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te [plaats] , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad - ongeveer 16 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of - ongeveer 49,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of - ongeveer 85,98 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 18-244688-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 13 november 2018 te [plaats] een hoeveelheid etens en drinkwaren (blikken Mega Force, kaasblokjes, metworst en/of barbequespiezen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] (vestiging [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft het tenlastegelegde ter terechtzitting van het hof bekend te hebben gepleegd en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit. Daarom volstaat het hof, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van bewijsmiddelen.
Zaak met parketnummer 18-054539-18:
Deze opgave luidt als volgt: [1]
Feit 1:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2017, voor zover inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2017, voor zover inhoudende het telefoononderzoek door verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier.
Feit 2:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] .
Feit 3:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2017, voor zover inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 juli 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige1] , opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 juli 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige2] , opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2017, voor zover inhoudende het telefoononderzoek door verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier.
Feit 4:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2017, voor zover inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier;
Zaak met parketnummer 18-244688-18:
Deze opgave luidt als volgt: [2]
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. Een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 13 november 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van [naam2] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-244688-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-054539-18:
1.
hij in de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te [plaats] , althans in
Nederland, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een
hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethylamfetamine
(MDMA / XTC ) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma hydroxy
boterzuur (GHB), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamfetamine (MDMA / XTC) en
gamma hydroxy boterzuur (GHB), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
2.
hij op 29 juli 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,42 gram en
0,28 gram en 1,15 gram en 0,45 gram, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4 methyleendioxymethylamfetamine (MDMA), zijnde 3,4- methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 2 december 2016 tot en met 29 juli 2017 te [plaats] , althans in
Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid
hennep en hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
4.
hij op 29 juli 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 hennepplanten, en
- ongeveer 49,96 gram hennep en
- ongeveer 85,98 gram gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Zaak met parketnummer 18-244688-18 (gevoegd):
1.
hij op 13 november 2018 te [plaats] een hoeveelheid etens en drinkwaren (blikken Mega Force, kaasblokjes, metworst en barbecuespiezen), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] (vestiging [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-244688-18 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, zijnde een ambulante behandeling bij de VNN en reclasseringstoezicht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte de afgelopen anderhalf jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en zich vrijwillig onder behandeling en begeleiding van VNN heeft gesteld en daar baat bij heeft gehad. De verdediging heeft bepleit om een andere straf dan door de rechtbank is opgelegd op te leggen, gezien deze veranderde omstandigheden in de persoon, gelet op het tijdsverloop en gezien het feit dat verdachte niet opnieuw ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Om voornoemde redenen verzoekt de raadsman het vonnis van de rechtbank te vernietigen en een straf op te leggen, waarbij in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf wordt opgelegd. De raadsman refereert zich ten aanzien van de omvang van de taakstraf aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het dealen in soft- en harddrugs, en het aanwezig hebben daarvan, zoals is bewezenverklaard. Uit de WhatsApp-gesprekken komt naar voren dat het om hard- en softdrugshandel van een aanzienlijke omvang ging, die ruim een half jaar heeft voortgeduurd. Uit het dossier rijst een beeld op van een goed organiseerde handel waarbij verdachte op verzoek vanuit zijn woning frequent aan diverse gebruikers verkocht, waarbij ook aanwijzingen zijn dat zich daaronder minderjarigen bevonden. Dit rekent het hof verdachte aan. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van etens- en drinkwaren bij de [naam1] in [plaats] . Door het plegen van dit feit heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstal is een hinderlijk feit dat voor overlast zorgt, met vaak de nodige financiële schade voor de betrokken winkelketen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2021 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit, met toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht, en ook sinds onderhavig feit met justitie in aanraking geweest, ter zake van witwassen.
Het hof is van oordeel dat de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt, met inachtneming van zijn strafblad, zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het hof heeft gelet op de straffen die ter zake harddrugshandel plegen te worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor handel in harddrugs gedurende een periode tussen de drie en zes maanden als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden genoemd. Deze oriëntatiepunten zien alleen op het dealen in harddrugs, niet tevens op het aanwezig hebben van soft- en harddrugs, het dealen in softdrugs en de winkeldiefstal. Met deze oriëntatiepunten is de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal thans gevorderde strafeis zeker in overeenstemming.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels zijn leven beter op orde heeft. Hij heeft een detoxbehandeling ondergaan via Verslavingszorg Noord-Nederland en ondersteunende gesprekken gehad. Hij gebruikt geen drugs meer en is op zoek naar dagbesteding.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd rechtvaardigen, zoals hierboven overwogen, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof houdt echter in het voordeel van verdachte rekening met de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, in dier voege dat het een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, zodat verdachte zijn veranderde levensstijl kan voortzetten. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde acht het hof het passend en geboden een korte periode van de op te leggen gevangenisstraf onvoorwaardelijk op te leggen. Daarnaast zal het hof een taakstraf opleggen aan verdachte.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg is overschreden. Verdachte is op 30 juli 2017 in verzekering gesteld en het vonnis dateert van 25 september 2019. Het hof volstaat hier met de constatering dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden nu de berechting in eerste aanleg en in hoger beroep is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 (negen) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen passend en geboden. Het hof zal geen bijzondere voorwaarden opleggen nu verdachte reeds zelf contact heeft gezocht met VNN, een detoxbehandeling heeft ondergaan en ondersteunende gesprekken heeft gehad.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur teneinde de verdachte ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen.

Beslag

Het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp behoort aan verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard, aangezien het geheel of grotendeels door middel van het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte onvoldoende onderbouwd dat het inbeslaggenomen geld vakantiegeld betreft. Het hof heeft rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer
18-244688-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-054539-18 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-244688-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 200,00.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 22 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2017181383, gesloten en getekend op 20 december 2017 door [verbalisant1] , Brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
2.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2018299750, gesloten en getekend op 22 november 2018 door [verbalisant4] , hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Nederland.