ECLI:NL:GHARL:2021:2666

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
21-001090-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, is veroordeeld voor meermalen gepleegde diefstal van boeken tussen 1 januari 2018 en 8 september 2018. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 8 weken opgelegd, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe straf opgelegd van 29 dagen gevangenisstraf, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.

De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de diefstallen heeft gepleegd en heeft geen vrijspraak bepleit. Het hof heeft de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een verleden van verslaving aan GHB, maar heeft aangegeven dat hij inmiddels meer dan een jaar clean is en een behandeling heeft gevolgd. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf voor het grootste deel voorwaardelijk op te leggen, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te onderbreken. De taakstraf is opgelegd als een passende sanctie voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001090-19
Uitspraak d.d.: 22 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2019 met parketnummer 18-197077-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak met parketnummer 18-007874-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf van 8 (acht) weken, waarvan 6 (zes) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Voorts vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging in de strafzaak met parketnummer 18-007874-18, zijnde een gevangenisstraf van 2 (twee) weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A. Allersma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 26 februari 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken, waarvan 4 (vier) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Voorts heeft de politierechter de vordering tenuitvoerlegging in de strafzaak met parketnummer 18-007874-18 toegewezen, zijnde een gevangenisstraf van 2 (twee) weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere straf komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode 1 januari 2018 tot en met 8 september 2018 te [plaats] (telkens) een of meer boeken, in elk geval enig goed, dat of die (telkens) geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft het tenlastegelegde ter terechtzitting van het hof bekend te hebben gepleegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. Daarom volstaat het hof, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van bewijsmiddelen.
Deze opgave luidt als volgt: [1]
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 8 maart 2021, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam] , namens [benadeelde partij] , opgenomen op pagina’s 3 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal;
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2018, voor zover inhoudende de verklaring van [naam] , namens [benadeelde partij] , opgenomen op pagina’s 17 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode 1 januari 2018 tot en met 8 september 2018 te [plaats] telkens een of meer boeken, dat of die telkens geheel aan een ander toebehoorde (n), te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van 8 (acht) weken, waarvan 6 (zes) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met een aantal factoren, te weten de persoon van de verdachte, dat verdachte niet uit winstbejag heeft gehandeld en dat verdachte bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk zijn bijstandsuitkering en woning zal kwijtraken. De verdediging heeft het hof verzocht praktisch gebruik te maken van artikel 22b Sr, namelijk door de zaak af te doen met een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf, en 1 (één) dag onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen. De raadsman verzoekt eventueel een forse taakstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof overweegt daarnaast het volgende.
Verdachte heeft zich op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 8 september 2018 te [plaats] schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen bij [benadeelde partij] . Verdachte liep op dat moment nog in een proeftijd. Dergelijk handelen veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de gedupeerde winkelier. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit een oogpunt van financieel gewin en hij heeft geen respect getoond voor de eigendomsrechten van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 1 februari 2021, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts blijkt dat verdachte na de veroordeling door de politierechter geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij ten tijde van het feit verslaafd was aan GHB, maar dat het nu beter met hem gaat. Hij is meer dan 1 (één) jaar clean en hij heeft een behandeling gevolgd bij de VNN. Dit werd ter terechtzitting onderschreven door een forensisch sociaal werker van VNN. Verdachte werkt in een kringloopwinkel, volgt een zorgtraject en heeft meer structuur door dagritme. Tevens heeft verdachte aangegeven in de gelegenheid te zijn om een taakstraf te verrichten.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het feit, te weten het bij herhaling stelen van boeken, en het strafblad van verdachte in beginsel een gevangenisstraf rechtvaardigen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de positieve wending in het leven van verdachte naar alle waarschijnlijkheid doorkruisen en het hof ziet in die omstandigheid reden de gevangenisstraf nagenoeg geheel voorwaardelijk op te leggen. Het hof zal daarnaast een taakstraf opleggen.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van 29 (negenentwintig) dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 (honderd) uren, subsidiair 50 (vijftig) dagen hechtenis, passend en geboden.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 (twee) weken in de strafzaak met parketnummer
18-007874-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
29 (negenentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
28 (achtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2018 in de strafzaak met parketnummer 18-007874-18, te weten een gevangenisstraf van 2 (twee) weken met een proeftijd van 3 (drie) jaren, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 22 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2018279141, gesloten en getekend op 22 oktober 2018 door [verbalisant] , hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Nederland.