Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige] waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 september 2020 had besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling, Stichting Samen Veilig Nederland, vanwege een ontwikkelingsbedreiging. De ouders voerden aan dat niet voldaan was aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en dat de situatie sinds 2018 was verbeterd door de hulp die zij vrijwillig hadden ingeschakeld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere de minderjarige zelf is gehoord. De ouders hebben hun grief ingediend en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen of de duur van de ondertoezichtstelling te bekorten. De raad voor de kinderbescherming heeft verweer gevoerd en benadrukt dat de ouders de ontwikkelingsbedreiging niet erkennen, wat de situatie verergert.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis bij [de minderjarige], die ook epilepsie heeft. De ouders zijn niet in staat gebleken om de ontwikkelingsbedreiging te erkennen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, met de overweging dat hulpverlening in het vrijwillige kader niet voldoende is gebleken om de problemen van [de minderjarige] op te lossen. Het hof benadrukt het belang van de ouders om [de minderjarige] de ruimte te geven voor eigen keuzes en om hulpverlening te accepteren.