ECLI:NL:GHARL:2021:2586

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
200.284.576
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders en verzoek tot eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2009. De vader had in hoger beroep verzocht om hem met uitsluiting van de moeder met het gezag over de kinderen te belasten, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank Gelderland had eerder op 5 augustus 2020 besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de tante en grootmoeder van de kinderen tot voogden te benoemen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De kinderen groeiden sinds 2014 grotendeels op bij de grootmoeder en de tante, en de vader was niet actief betrokken bij hun opvoeding. Het hof oordeelde dat de continuïteit van de opvoedingssituatie van de kinderen zwaarder weegt dan het recht van de vader om met het gezag belast te blijven. De vader had weliswaar het gevoel dat hij aan de kant werd geschoven, maar het hof benadrukte dat de beëindiging van het gezag niet betekent dat hij geen rol meer in het leven van de kinderen zal hebben. De vader behoudt zijn recht op omgang en informatie over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.284.576
(zaaknummers rechtbank Gelderland 372048 en 373779)
beschikking van 16 maart 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoek hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L. Berkel te Veenendaal,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
en
[de tante],
verder te noemen: de tante,
en
[verweerster],
verder te noemen: de grootmoeder,
beiden wonende [A] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaijk te Elst, gemeente Overbetuwe.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 augustus 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, verder te noemen: de bestreden beschikking.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 oktober 2020;
- het verweerschrift van de raad;
- het verweerschrift van de tante en de grootmoeder met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Schaijk van 25 januari 2021 met een productie.
2.2
Na te noemen [de minderjarige1] heeft bij brief van 6 december 2020 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt over het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 11 februari 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [C] , namens de raad;
- de tante en de grootmoeder, bijgestaan door hun advocaat.
Hoewel behoorlijk opgeroepen was de moeder niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en moeder hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [D] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [D] ,
gezamenlijk verder te noemen: de kinderen. Tot aan de bestreden beschikking oefenden de ouders gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] groeien sinds 2014 grotendeels op bij de grootmoeder (vaderszijde) en de tante (vaderszijde). Sinds augustus 2019 staan de kinderen op het adres van de grootmoeder ingeschreven.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is in de zaak met zaaknummer 372048 op verzoek van de raad het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en zijn de tante en de grootmoeder tot voogden benoemd. In de zaak met zaaknummer 373779 is het verzoek van de vader op grond van artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (BW) om hem met uitsluiting van de moeder met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten, afgewezen.
4.2
De vader is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, alsnog zijn verzoek op grond van artikel 1:253n BW toe te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De raad verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De tante en de grootmoeder verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 BW kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking gemotiveerd uiteengezet waarom het gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dient te worden beëindigd. Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank om het gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te beëindigen en de redenen daarvoor. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt die na eigen onderzoek tot de zijne. Het hof voegt hieraan nog het volgende toe.
5.4
De vader heeft in hoger beroep gesteld dat sprake is van ouderverstoting. Hij wordt in zijn relatie tot de kinderen moedwillig gedwarsboomd door de grootmoeder en de tante, want zij bepalen de intensiteit van de omgang met de kinderen. Hij mag alleen op een trapveldje een uurtje met de kinderen voetballen. Dit terwijl de kinderen een sterke band met hem hebben, aldus de vader. Met de raad is het hof van oordeel dat bij deze kinderen juist geen sprake is van ouderverstoting. De kinderen kunnen aangeven dat zij hun ouders missen en dat zij graag bij de vader zijn, maar ook dat zij graag bij de grootmoeder en de tante zijn. Het is belangrijk dat de kinderen houden van de belangrijke volwassenen om hen heen en dat zij dit ook kunnen uiten. Op een voor de kinderen verantwoorde wijze geven de grootmoeder en de tante hen gelegenheid contact met hun vader te hebben.
De raad is betrokken geraakt omdat de grootmoeder en de tante als dagelijkse opvoeders van de kinderen praktische problemen ervaarden. De vader tekent uiteindelijk wel voor gezagsbeslissingen, maar hij neemt niet het voortouw. Omdat de vader de afgelopen jaren niet actief betrokken was bij de kinderen, heeft hij ook onvoldoende zicht op wat de kinderen nodig hebben. De grootmoeder en de tante dragen al geruime tijd de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen en de beslissingen die over hen moeten worden genomen. Zowel de vader als de moeder zijn niet in staat gebleken de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn. De kinderen weten niet beter dan dat de grootmoeder en de tante de beslissingen over hen nemen en dat zij van jongs af aan grotendeels bij hen hebben gewoond. De kinderen zijn gebaat bij continuïteit van hun huidige opvoedingssituatie. In de gegeven omstandigheden dient het belang van de kinderen bij voortzetting van de huidige opvoedingssituatie zwaarder te wegen dan het recht van de ouders, en in dit geval van de vader, om met het gezag belast te blijven. Het hof acht het onder die omstandigheden van belang dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke werkelijkheid. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de rechtbank over de gezagsbeëindiging en de beslissing om het verzoek van de vader op grond van artikel 1:253n BW af te wijzen.
5.5
De vader heeft het gevoel dat hij aan de kant wordt geschoven, terwijl hij de kinderen nooit wat heeft aangedaan en de kinderen graag bij hem zijn. Het hof benadrukt dat de beëindiging van het gezag niet betekent dat de vader geen rol van betekenis meer in het leven van de kinderen zal hebben, want hij blijft de vader van de kinderen. Het is van groot belang dat de mogelijkheden van - de uitbreiding van - de omgang tussen de vader en de kinderen steeds worden bekeken. Naast het recht op omgang behoudt de vader ook zijn recht op informatie over de ontwikkeling van de kinderen.
Zoals de raad op de mondelinge behandeling heeft gezegd komen de kinderen op een leeftijd dat ze hun vader, grootmoeder en tante heel hard nodig hebben en is in het belang van de kinderen dat de voor hun belangrijke volwassenen goed met elkaar communiceren en spanningen worden weggenomen. In dat kader is het goed dat er hulpverlening is vanuit Entrea/Lindenhout.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof ziet, gelet op de aard van de procedure, aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
5 augustus 2020;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en R. Krijger, bijgestaan door de griffier, en is op 16 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.