ECLI:NL:GHARL:2021:2585

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
200.284.647
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders over minderjarigen na relatiebreuk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 augustus 2020 het gezag van de ouders had beëindigd en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot voogd had benoemd. De moeder, die samen met de kinderen bij de grootouders woonde, was niet in staat om de volledige zorg voor de kinderen op zich te nemen, wat leidde tot de huidige situatie waarin de grootouders de opvoeding en verzorging grotendeels op zich nemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2021 waren de vader, de moeder, vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de huidige opvoedingssituatie bij de grootouders als veilig en stabiel wordt ervaren. De vader heeft verzocht om het gezag over de kinderen te behouden, maar het hof oordeelt dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen om bij de vader te wonen ruimschoots is verstreken. De kinderen beschouwen hun plek bij de grootouders als hun thuis en hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en benadrukt dat de beëindiging van het gezag van de vader niet betekent dat de banden met de kinderen worden verbroken. De vader blijft een belangrijke rol in het leven van de kinderen vervullen, en de GI zal toezien op de omgangsregeling. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.284.647
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 501032)
beschikking van 16 maart 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Putmans-de Kok te Helmond,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI,
en
[de grootvader],
verder te noemen: de grootvader,
en
[de grootmoeder],
verder te noemen: de grootmoeder,
beiden wonende te [B] ,
gezamenlijk verder te noemen: de grootouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 augustus 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 oktober 2020;
- het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 februari 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [C] , namens de raad;
- de moeder;
- [D] , namens de GI;
- de grootvader.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [E] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 te [E] , en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2016 te [E] ,
verder gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Tot aan de bestreden beschikking oefenden de ouders gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en oefende de moeder alleen het gezag uit over [de minderjarige3] .
3.2
Na het beëindigen van de relatie van de ouders in januari 2017 is de moeder samen met de kinderen bij de grootouders (moederszijde) gaan wonen. In april 2019 is de moeder met [de minderjarige1] verhuisd naar haar huidige woning. In januari 2020 is [de minderjarige1] weer bij de grootouders gaan wonen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en is de GI tot voogd benoemd.
4.2
De vader is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, het verzoek het gezag van de ouders - althans van de vader - over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] te beëindigen af te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De raad verzoekt het hof het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om het gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te beëindigen. Het hof voegt hieraan nog het volgende toe.
5.4
Uit de stukken en hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling blijkt dat na het beëindigen van hun relatie het de bedoeling van de ouders was dat de moeder voor de kinderen ging zorgen. De moeder bleek echter, mede wegens haar beperking, niet in staat om de volledige zorg voor de kinderen op zich te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat de laatste vier jaar de grootouders de opvoeding en verzorging van de kinderen grotendeels dragen. De moeder is, na het beëindigen van de relatie, eerst bij de grootouders gaan wonen en woont nu in een huis naast de grootouders. Door deze omstandigheden weten [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niet beter dan dat zij bij de grootouders wonen en zij beschouwen dit als hun thuis. Ook [de minderjarige1] vindt het fijn bij de grootouders thuis waar hij woont sinds januari 2017, met een onderbreking van negen maanden in 2019 toen hij bij de moeder woonde. De moeder staat achter de
gezagsbeëindiging van de ouders. Het hof gaat voorbij aan het betoog van de vader dat hij nooit de kans heeft gekregen om de zorg voor de kinderen te dragen en dat geen onderzoek naar zijn opvoedingsvaardigheden heeft plaatsgevonden. Wat de redenen in de afgelopen jaren ook zijn geweest waardoor de opvoedsituatie van de vader niet is onderzocht, dit maakt het oordeel dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen nu ruimschoots is verstreken niet anders. Ook als nu zou worden vastgesteld dat de vader over voldoende opvoedingsvaardigheden zou beschikken, is terugplaatsing van de kinderen bij de vader niet meer aan de orde. Het hof overweegt dat bij de beoordeling het belang van de kinderen voorop moet staan. De kinderen beschouwen hun plek bij de grootouders als hun thuis. Bovendien hebben de kinderen vanwege hun kindeigen problematiek meer dan gemiddeld behoefte aan duidelijkheid en structuur. De grootouders hebben al langere tijd laten zien dat zij de kinderen een veilige en stabiele thuissituatie kunnen bieden. Doordat de ouders het niet eens zijn over de plek waar de kinderen opgroeien, zorgt dit voor stress bij de kinderen en vooral bij [de minderjarige1] . Het hof acht het in het belang van de kinderen dat door middel van de beëindiging van het gezag van de vader en van de moeder duidelijk wordt dat zij (in ieder geval) tot hun volwassenheid niet meer bij de vader, dan wel de moeder teruggeplaatst zullen worden. Het belang van de kinderen bij voortzetting van de huidige opvoedingssituatie vindt het hof zwaarder wegen dan het belang van de vader bij behoud van het gezag.
5.5
De beëindiging van het gezag van de vader betekent niet dat de banden tussen hem en de kinderen worden verbroken. Hij blijft de vader van de kinderen en hij vervult in die hoedanigheid een belangrijke rol in hun leven. Het hof verwacht van de GI dat zij erop zal toezien dat de vader wordt geïnformeerd over het wel en wee van de kinderen en dat de lopende omgangsregeling in stand wordt gehouden, voor zover het belang van de kinderen zich hiertegen niet verzet.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Gelet op de aard van de procedure, ziet het hof aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
7 augustus 2020;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, H. Phaff en R. Krijger, bijgestaan door de griffier, en is op 16 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.