ECLI:NL:GHARL:2021:2542

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
21-000205-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 7 Wegenverkeerswet 1994 na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, zoals vastgelegd in artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had op 9 januari 2020 een geldboete van € 750,- opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 3 maart 2021 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die vrijspraak voorstelde. Het hof heeft ook de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Vos, gehoord. Na zorgvuldige overweging heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen zijn om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet met zekerheid kan worden beschuldigd van het verlaten van de plaats van het ongeval, aangezien er geen overtuigend bewijs is gepresenteerd dat de verdachte daadwerkelijk de gedraging heeft verricht die hem ten laste is gelegd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. De beslissing is genomen in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij het hof de rechtsgang heeft gerespecteerd en de rechten van de verdachte heeft gewaarborgd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000205-20
Uitspraak d.d.: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 januari 2020 met parketnummer 16-060685-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte van het tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Vos, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 9 januari 2020 veroordeeld ter zake van ‘overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ tot een geldboete ter hoogte van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op/aan de [adres] (parkeerplaats [naam1] ), op of omstreeks 25 juli 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam2] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

In lijn met het betoog van de advocaat-generaal ter terechtzitting bij het gerechtshof en het standpunt van de verdediging, zal het hof verdachte van het tenlastegelegde vrijspreken, nu het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 17 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.