In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 2019 werd veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 6.623,- en de verplichting tot betaling aan de Staat op € 4.453,-. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de eerdere beslissing van de politierechter, waarbij een hoger bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld. Tijdens de zitting op 3 maart 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 9.746,- had geschat. De verdediging pleitte voor een lagere schatting van € 2.170,-, gebaseerd op het bij de betrokkene aangetroffen contante geldbedrag. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de verklaringen van de betrokkene en de bewijsstukken in het dossier. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene ongeveer € 12.000,- aan opbrengsten heeft gegenereerd, maar dat de opgegeven kosten niet gespecificeerd waren. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 4.453,-, na aftrek van het aangetroffen contante bedrag. Tevens is de maximale duur van de gijzeling vastgesteld op 89 dagen, in overeenstemming met de wettelijke voorschriften.