ECLI:NL:GHARL:2021:2537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
21-000294-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens hennepteelt en diefstal van energie met vermindering van straf door schending redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1962, was veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 december 2017 tot en met 20 maart 2018 in de gemeente [gemeente] een aantal hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen van [naam] N.V. De politierechter had eerder een taakstraf van 180 uren opgelegd, te vervangen door 90 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de straf heeft verminderd met 5% vanwege een schending van de redelijke termijn in de procedure. De uiteindelijke straf die aan de verdachte is opgelegd, bestaat uit een taakstraf van 170 uren, te vervangen door 85 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat hij zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden erkent. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000294-19
Uitspraak d.d.: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 januari 2019 met parketnummer 18-179671-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en afdoening conform het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O.A. van Oorschot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 20 maart 2018, in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 254, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 20 maart 2018, in de gemeente [gemeente] , hoeveelheden en/of een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 20 december 2017 tot en met 20 maart 2018, in de gemeente [gemeente] , meermalen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [woonadres] , een hoeveelheid van in totaal 254 aantal hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 20 december 2017 tot en met 20 maart 2018, in de gemeente [gemeente] , een hoeveelheid stroom die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep, een middel dat op lijst II van de Opiumwet staat, een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Ook is het algemeen bekend dat de productie en verkoop van hennep lucratief is en dat er daarom criminele activiteiten achter schuilgaan. Verdachte heeft, door zich schuldig te maken aan het telen van hennep, bijgedragen aan het in stand houden van dergelijke criminele activiteiten. Diefstal van elektriciteit veroorzaakt overlast en schade en vooral in veel gevallen brandgevaarlijke situaties.
Het hof overweegt dat verdachte zijn verantwoordelijkheid voor dit handelen erkent. Ter terechtzitting van de politierechter heeft verdachte verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft opgezet toen hij lichamelijke problemen had en daardoor tijdelijk niet kon werken. Hij kwam daardoor als zelfstandig ondernemer in financiële problemen. Ter terechtzitting van het hof heeft hij verklaard dat hij inziet dat hij een grote fout heeft gemaakt door een hennepkwekerij op te zetten en dat het alleen maar ellende heeft veroorzaakt.
Het hof weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 27 januari 2021 blijkt dat verdachte, een 56-jarige man, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 11 oktober 2019.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende. Namens verdachte is op 18 januari 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het onderhavige arrest dateert van 17 maart 2021. Daarmee is de redelijke termijn in de fase van hoger beroep in beperkte mate, te weten met twee maanden, overschreden. Het hof is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Het hof acht in beginsel in deze zaak een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, passend. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof die straf met 5% verminderen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof aan verdachte een taakstraf voor de duur van 170 uren, te vervangen door 85 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
170 (honderdzeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr M.B. de Wit, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 17 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.