ECLI:NL:GHARL:2021:2490
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van een woonhuis na echtscheiding met onbekende verblijfplaats van de man
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw, die in eerste aanleg als eiseres optrad, vorderde de verdeling van een woonhuis na haar echtscheiding van de man, die niet verschenen was en geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het huwelijk van partijen was in 2004 in Nigeria gesloten en in 2011 ontbonden. De vrouw had het woonhuis vóór het huwelijk in eigendom verkregen en dit stond alleen op haar naam geregistreerd. De rechtbank had de vorderingen van de vrouw in eerste aanleg afgewezen, omdat er geen afspraken waren gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
In hoger beroep vorderde de vrouw dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zou vaststellen, waarbij het woonhuis aan haar zou worden toegescheiden. Het hof overwoog dat de vrouw, ondanks dat de man niet verschenen was, recht had op de verdeling van het woonhuis. Het hof oordeelde dat de vordering van de vrouw niet ongegrond of onrechtmatig was en dat de onbekende verblijfplaats van de man geen belemmering vormde voor de toewijzing van de vordering.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en bepaalde dat het woonhuis aan de vrouw werd toegedeeld, met de verplichting voor haar om alle lasten te voldoen. Tevens werd de man veroordeeld om mee te werken aan de levering van zijn aandeel in het woonhuis. Het hof stelde een termijn van veertien dagen vast voor de uitvoering van de uitspraak en bepaalde dat de kosten van beide instanties door iedere partij zelf gedragen zouden worden.