ECLI:NL:GHARL:2021:2387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
200.273701
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders over minderjarige na langdurige zorgen en instabiliteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 oktober 2019 aangevochten, waarin het gezag over het kind was beëindigd en de GI tot voogd was benoemd. De moeder voerde drie grieven aan en verzocht het hof de eerdere beschikking te vernietigen. De vader, die aanvankelijk niet als belanghebbende was aangemerkt, voerde ook verweer en vroeg om vernietiging van de beschikking ten aanzien van de moeder.

Het hof overwoog dat er al lange tijd grote zorgen waren over de minderjarige, met name over de veiligheid en de instabiliteit binnen het gezin. De vader was veroordeeld voor seksueel misbruik van de minderjarige, wat bijdroeg aan de onveilige opvoedsituatie. Het hof concludeerde dat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De minderjarige woonde al vier jaar niet meer bij haar ouders en had al drie jaar een stabiele plek bij pleegouders. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid voor de minderjarige over haar toekomst en de noodzaak van continuïteit in haar opvoeding.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank en verklaarde de beslissing over de beëindiging van het gezag ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad. Het hof onderstreepte dat de moeder altijd de moeder van de minderjarige zal blijven en dat het contact tussen hen van belang is voor de ontwikkeling van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.273.701
(zaaknummer rechtbank Gelderland 358189)
beschikking van 11 maart 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.E. Vaartjes-de Wit, te Arnhem,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.J.M. Nijenhuis te Nijmegen.
en
[de pleegouders],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 26 november 2011 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
De vader was door het hof ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt. Het hof heeft de zaak daarom bij voormelde tussenbeschikking aangehouden en bepaald dat de vader – na toezending van alle stukken – de gelegenheid krijgt tegen het beroepschrift een verweerschrift in te dienen, waarbij – desgewenst – incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld.
1.3
Hierna heeft het hof een faxbericht ontvangen van mr. Nijenhuis van 17 december 2020 met als bijlage een brief van de vader, welke brief het hof heeft aangemerkt als een verweerschrift.

2.De omvang van het geschil

2.1
Bij de bestreden beschikking van 28 oktober 2019 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De rechtbank heeft de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.3
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4
De vader voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek ten aanzien van de beëindiging van het gezag van de moeder af te wijzen.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Bij beschikking van 26 juni 2017 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De termijn van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing is daarna telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 10 maart 2020 tot 26 juni 2021. [de minderjarige] woont sinds maart 2017 niet meer bij de moeder. Sinds februari 2018 verblijft [de minderjarige] in het perspectief biedend pleeggezin van de pleegouders.
3.2
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder onder andere beëindigen indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
3.3
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
3.4
Het hof zal beslissen dat het gezag van de ouders beëindigd moet worden. Het hof heeft hiervoor dezelfde redenen die de rechtbank heeft genoemd. Naast de redenen die de rechtbank heeft genoemd zal het hof ook om de volgende redenen beslissen dat het gezag van allebei de ouders beëindigd moet worden.
3.5
Er zijn al lange tijd grote zorgen over [de minderjarige] . Deze zorgen gaan onder andere over de veiligheid van [de minderjarige] en over de instabiliteit binnen het gezin door de persoonlijke problemen en overbelasting van de ouders. De zorgen gaan verder over hechtingsproblemen en over door [de minderjarige] opgelopen trauma’s. De vader is veroordeeld wegens seksueel misbruik van [de minderjarige] en heeft daarvoor vastgezeten, maar ook voor die tijd was er al sprake van een onveilige opvoedsituatie. Dat de vader en de moeder niet meer samenwonen is daarom niet genoeg om de zorgen weg te nemen. Uit de informatie van de raad blijkt dat [de minderjarige] veel problemen heeft door alles wat zij heeft meegemaakt. Ook blijkt uit de informatie dat [de minderjarige] zelfbepalend is, dat zij veel structuur en duidelijkheid nodig heeft en dat zij nu al haar ouders overvleugelt.
De moeder vindt dat er met de gezagsbeëindiging een stap is overgeslagen doordat er, naar haar mening, nooit gedegen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid of [de minderjarige] weer bij haar thuis kan wonen. Het hof is van oordeel dat er geen (onderzoeks)stap is overgeslagen en dat op grond van alle informatie die er nu ligt de conclusie getrokken dient te worden dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen. [de minderjarige] woont nu al vier jaar niet meer bij haar ouders en woont al drie jaar bij de pleegouders. De aanvaardbare termijn is hiermee verstreken. Het is voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] van belang dat voor haar duidelijk is waar zij de rest van haar jeugd zal verblijven en bij wie zij zal opgroeien en wie de beslissingen over haar neemt.
Net als de rechtbank vindt het hof het belangrijk om te benoemen dat de moeder altijd de moeder van [de minderjarige] zal blijven en dat het in het belang van [de minderjarige] en de moeder is dat het goede contact dat er tussen hen is gehandhaafd blijft.

4.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en de beslissing over de beëindiging van het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 oktober 2019;
verklaart de hiervoor genoemde beschikking ten aanzien van de beëindiging van het gezag van moeder en de vader over [de minderjarige] ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, A. Smeeing-van Hees en E.B. Knottnerus, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 11 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.