Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagskwestie van twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2010. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter die de moeder alleen belastte met het gezag over de kinderen. De vader voerde aan dat hij onvoldoende informatie ontving en dat hij hulp nodig had om verzoeken te begrijpen. De moeder daarentegen stelde dat de communicatie met de vader problematisch was en dat hij niet meewerkte aan de noodzakelijke hulpverlening voor de kinderen.
Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waaruit blijkt dat de ouders gezamenlijk gezag hadden over de kinderen, maar dat de situatie was veranderd. De raad voor de kinderbescherming had in een rapportage aangegeven dat de vader onvoldoende medewerking verleende aan de hulpverlening, wat de ontwikkeling van de kinderen bedreigde. De ondertoezichtstelling van de kinderen was al sinds 2018 van kracht, maar er was geen verbetering in de communicatie tussen de ouders.
Na het horen van de partijen en de raad, concludeerde het hof dat de wettelijke vereisten voor het alleen toekennen van het gezag aan de moeder waren vervuld. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter en compenseerde de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.