In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 10 december 2019, waarin hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van zestig uren. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, maar het hof oordeelde dat dit verweer onvoldoende onderbouwd was. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met aanvulling van de gronden. De verdachte had ter zitting aangegeven dat hij de uitspraak van de politierechter goed vond, maar zijn raadsvrouw stelde dat hij ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging. Het hof oordeelde dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek naar de psychische toestand van de verdachte, aangezien het dossier geen relevante rapporten bevatte. Het hof bevestigde de straf en legde de verdachte een schadevergoeding op aan de benadeelde partij van €150,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.