ECLI:NL:GHARL:2021:2346

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
21-004007-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake medeplegen van een gewapende overval op een tankstation

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een 19-jarige man, was eerder door de rechtbank veroordeeld tot jeugddetentie voor het medeplegen van een gewapende overval op een tankstation. Het hof oordeelde dat er onvoldoende redenen waren om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereiding van de overval, maar niet bij de feitelijke uitvoering. De verdachte had samen met een medeverdachte een plan opgevat om de overval te plegen, waarbij de medeverdachte de caissière met een nepvuurwapen bedreigde. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die door de overval ernstige mentale schade heeft opgelopen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004007-19
Uitspraak d.d.: 10 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 16 juli 2019 met parketnummer 08-710099-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij2] .
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. P.S. Wibbelink, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Uit het dossier, in het bijzonder de appelschriftuur van de officier van justitie, en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich niet richt tegen de vrijspraak van verdachte in eerste aanleg ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit. Gelet hierop verklaart het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij enkele bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij2] .
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 30 november 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij1] , medewerkster van de tankshop [benadeelde partij2] , heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer pakje(s) sigaretten (merk L&M) en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die/dat tankshop [benadeelde partij2] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door
- ( al dan niet) met gezichtsbedekkende kleding voornoemd(e) tankshop/tankstation is binnen gelopen en/of (vervolgens) op die [benadeelde partij1] is afgestapt en/of
- die [benadeelde partij1] om sigaretten heeft gevraagd en/of (vervolgens) toen die [benadeelde partij1] zich om had gedraaid, die [benadeelde partij1] van achteren bij de nek/hals vast heeft gepakt en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap/het hoofd van die [benadeelde partij1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- ( daarbij) één of meermalen heeft gezegd/geschreeuwd dat die [benadeelde partij1] op moest schieten en/of dat hij, verdachte, sigaretten wilde en/of die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Kassa open doen en geld in de tas doen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij1] tegen/naar de grond te drukken,
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2018, te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer pakje(s) sigaretten (merk L&M) en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de tankshop [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- ( al dan niet) met gezichtsbedekkende kleding voornoemd(e) tankshop/tankstation is binnen gelopen en/of (vervolgens) op die [benadeelde partij1] is afgestapt en/of
- die [benadeelde partij1] om sigaretten heeft gevraagd en/of (vervolgens) toen die [benadeelde partij1] zich om had gedraaid, die [benadeelde partij1] van achteren bij de nek/hals vast heeft gepakt en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de slaap/het hoofd van die [benadeelde partij1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- ( daarbij) één of meermalen heeft gezegd/geschreeuwd dat die [benadeelde partij1] op moest schieten en/of dat hij, verdachte, sigaretten wilde en/of die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Kassa open doen en geld in de tas doen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij1] tegen/naar de grond te drukken;
1. subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 30 november 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij1] , medewerkster van de tankshop [benadeelde partij2] , heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer pakje(s) sigaretten (merk L&M) en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die/dat tankshop [benadeelde partij2] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), door
- ( al dan niet) met gezichtsbedekkende kleding voornoemd(e) tankshop/tankstation is binnen gelopen en/of (vervolgens) op die [benadeelde partij1] is afgestapt en/of
- die [benadeelde partij1] om sigaretten heeft gevraagd en/of (vervolgens) toen die [benadeelde partij1] zich om had gedraaid, die [benadeelde partij1] van achteren bij de nek/hals vast heeft gepakt en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap/het hoofd van die [benadeelde partij1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- ( daarbij) één of meermalen heeft gezegd/geschreeuwd dat die [benadeelde partij1] op moest schieten en/of dat hij, verdachte, sigaretten wilde en/of die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Kassa open doen en geld in de tas doen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij1] tegen/naar de grond te drukken,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 november 2018 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte] een of meer instructies en/of tips te geven (door bijvoorbeeld aan te geven dat hij een bivakmuts en/of wapen (balletjespistool/op echt lijkend vuurwapen) kon gebruiken en/of deze kon ophalen bij [naam1] ) en/of
- zich met die [medeverdachte] naar de tankshop [benadeelde partij2] te begeven en/of
- zijn pet aan die [medeverdachte] te geven en/of
- ( vervolgens) op de wacht en/of uitkijk te gaan staan en/of
- zich (na de overval) samen met die [medeverdachte] naar de woning van [naam1] te begeven en/of aldaar de buit te verdelen
en/of
[medeverdachte] op of omstreeks 30 november 2018, te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer pakje(s) sigaretten (merk L&M) en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de tankshop [benadeelde partij2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte] , verdachte,
- ( al dan niet) met gezichtsbedekkende kleding voornoemd(e) tankshop/tankstation is binnen gelopen en/of (vervolgens) op die [benadeelde partij1] is afgestapt en/of
- die [benadeelde partij1] om sigaretten heeft gevraagd en/of (vervolgens) toen die [benadeelde partij1] zich om had gedraaid, die [benadeelde partij1] van achteren bij de nek/hals vast heeft gepakt en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de slaap/het hoofd van die [benadeelde partij1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- ( daarbij) één of meermalen heeft gezegd/geschreeuwd dat die [benadeelde partij1] op moest schieten en/of dat hij, die [medeverdachte] , sigaretten wilde en/of die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Kassa open doen en geld in de tas doen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij1] tegen/naar de grond te drukken, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 november 2018 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte] een of meer instructies en/of tips te geven (door bijvoorbeeld aan te geven dat hij een bivakmuts en/of wapen (balletjespistool/op echt lijkend vuurwapen) kon gebruiken en/of deze kon ophalen bij [naam1] ) en/of
- zich met die [medeverdachte] naar de tankshop [benadeelde partij2] te begeven en/of
- zijn pet aan die [medeverdachte] te geven en/of
- ( vervolgens) op de wacht en/of uitkijk te gaan staan en/of
- zich (na de overval) samen met die [medeverdachte] naar de woning van [naam1] te begeven en/of aldaar de buit te verdelen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – kort weergegeven – aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft op tijd tegen medeverdachte [medeverdachte] gezegd dat hij niet mee ging het tankstation in, dat hij buiten bleef. Ook heeft hij tegen [medeverdachte] gezegd: weet je het wel zeker, zou je het wel doen? Daar houdt het opzet van verdachte op, aldus de raadsvrouw. Hij wilde er niet verder aan meedoen. Verdachte is teruggelopen naar het huis van [naam1] .
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat er wat hem betreft absoluut geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
Oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft bekend dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] het plan heeft opgevat om een overval te plegen. Voorafgaand aan 30 november 2018 hebben zij samen een bivakmuts en een nepvuurwapen (een balletjespistool) geregeld voor de overval. Kort voor de overval hebben zij samen nog een tas opgehaald om de buit in te kunnen doen. Verdachte heeft verklaard dat hij vlak voor dat de overval zou plaatsvinden, toen hij en medeverdachte [medeverdachte] voor het tankstation zaten, niet meer durfde. Hij heeft toen aan [medeverdachte] medegedeeld dat hij niet mee ging naar binnen en hem gevraagd of hij wel zeker wist dat hij de overval wilde plegen. Nadat hij zijn petje aan medeverdachte [medeverdachte] gaf, heeft hij buiten op een bankje aan de overkant van de straat bij de dierenkliniek, met uitzicht op dat tankstation, nog een tijdje gewacht. Medeverdachte [medeverdachte] is het tankstation binnengegaan en heeft de feitelijke overval gepleegd. Verdachte is weggelopen in de richting van de plaats waar hij en [medeverdachte] hadden afgesproken, het huis van [naam1] . Hij en [medeverdachte] kwamen daar tegelijkertijd aan. Daar hebben zij de buit verdeeld. Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer de helft van de buit, bestaande uit geld en sigaretten, heeft ontvangen.
Op grond van bovenstaande is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en aldus van medeplegen van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Van vrijwillige terugtred is naar het oordeel van het hof geen sprake. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte zowel in de voorbereiding van, als in de aanloop naar de feitelijke overval actief is geweest door samen met [medeverdachte] het plan daarvoor te beramen, mede de spullen waarmee de overval zou worden gepleegd te regelen, mee te gaan naar het tankstation en [medeverdachte] aldaar te voorzien van zijn pet teneinde herkenning te bemoeilijken en direct aansluitend daarop door evenals [medeverdachte] naar de afgesproken locatie te gaan en de helft van de buit te incasseren. Gelet hierop is geen ruimte voor vrijwillige terugtred. Dat de uitvoering van het plan tussentijds in die zin is veranderd doordat verdachte niet meer mee is gegaan het tankstation in, maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 november 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij1] , medewerkster van het [benadeelde partij2] , heeft gedwongen tot de afgifte van pakjes sigaretten (merk L&M) en een geldbedrag, die aan dat [benadeelde partij2] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorden, door
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd tankstation is binnen gelopen en vervolgensop die [benadeelde partij1] is afgestapt en
- die [benadeelde partij1] om sigaretten heeft gevraagd en vervolgens toen die [benadeelde partij1] zich om had gedraaid, die [benadeelde partij1] van achteren bij de nek vast heeft gepakt en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft gehouden en
- dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij1] en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de slaap van die [benadeelde partij1] heeft geplaatst en gehouden en
- daarbij heeft geschreeuwd dat die [benadeelde partij1] op moest schieten en dat hij, verdachte, sigaretten wilde en die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Kassa open doen en geld in de tas doen" en
- die [benadeelde partij1] naar de grond te drukken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op een tankstation, waarbij de mededader met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de caissière heeft bedreigd om aan hem geld en sigaretten af te geven. De mededader heeft dit nepwapen tegen haar hoofd gehouden en tegen haar geschreeuwd dat zij geld en sigaretten in een tas moest doen. Daarbij heeft hij haar ook bij haar nek vastgepakt en naar de grond geduwd. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan en kan haar werk als caissière bij het tankstation niet meer uitoefenen. De mentale gevolgen voor het slachtoffer zijn enorm geweest, terwijl verdachte en zijn medeverdachten alleen hebben gehandeld om snel geld te krijgen, voor een scooter, uitgaan en gokken. Al met al gaat het dus om een planmatig voorbereide en gewelddadige overval die enorm bedreigend is geweest voor het slachtoffer. Dit valt verdachte zwaar aan te rekenen.
De reclassering heeft op 1 juli 2019 een rapport uitgebracht over verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, waardoor hij weer in de jeugdinrichting is geplaatst. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. Een klinische behandeling leek geïndiceerd, maar is niet mogelijk vanwege het ontbreken van een verband tussen de bij verdachte geconstateerde psychische problematiek en de gepleegde overval. De reclassering heeft geen vertrouwen in ambulante behandeling van de problematiek van verdachte, omdat hij zich bij [naam2] niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De reclassering adviseert om commuun strafrecht toe te passen en geen voorwaardelijke straf op te leggen, maar onvoorwaardelijk af te straffen.
Er is ook een pro-justitia rapportage opgemaakt over verdachte op 1 april 2019. Volgens de GZ-psycholoog lijdt verdachte aan een periodieke explosieve stoornis. Inherent aan deze stoornis is dat verdachte af en toe buitenproportioneel gewelddadig gedrag vertoont. Daarnaast is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Deze trekken zijn echter (nog) niet in die mate aanwezig dat ze betrokkene belemmeren zijn wil in vrijheid te kunnen bepalen. Deze stoornissen leiden er niet toe dat het ten laste gelegde in mindere mate aan verdachte zou moeten worden toegerekend. De GZ-psycholoog ziet ook geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Het hof neemt bovenstaande overwegingen van de rechtbank over.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2021 blijkt voorts dat verdachte meermalen eerder is veroordeeld vanwege vermogensdelicten.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Het strafbare feit is begaan op 30 november 2018. Verdachte was toen 19 jaar oud. Uitgangspunt is dat dan het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat in deze zaak onvoldoende redenen zijn om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. Het hof baseert zich hierbij onder meer op de hierboven aangehaalde rapportages, waarin telkens wordt geadviseerd het volwassen strafrecht toe te passen, alsook op de aard, ernst en omstandigheden van het gepleegde feit en de persoon van verdachte. Bovendien volgt verdachte geen onderwijs meer en is van een pedagogische meerwaarde bij toepassing van het jeugdstrafrecht niet gebleken.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangegeven dat er een geweldsincident is geweest tussen verdachte en zijn vader, waardoor de vader een contactverbod heeft gekregen ten aanzien van verdachte. Aangezien verdachte en zijn vader voor dezelfde werkgever werken, gaf dit problemen. De werkgever heeft besloten het contract van verdachte niet te verlengen. Verdachte heeft aangegeven dat hij uitzicht heeft op een nieuwe baan, waarbij zijn nieuwe contract aansluitend op zijn vorige contract zal ingaan. Verdachte zal in de productie bij een fabriek gaan werken, waarbij hij onder andere machines bedient. Verdachte woont bij zijn moeder en ondersteunt haar onder andere met de kosten van het huishouden. Hij is bezig met het aflossen van zijn schulden; inmiddels is de helft afgelost.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof onder meer rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde delict, alsook het feit dat verdachte niet aanwezig was bij de feitelijke uitvoering van de overval. Gezien de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, hoeft verdachte niet terug de gevangenis in. Hierdoor krijgt hij de kans de geschetste goede ontwikkeling in zijn leven voort te zetten. Het voorwaardelijk strafdeel geldt als forse stok achter de deur, om verdachte ervan te weerhouden nogmaals een strafbaar feit te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij zich reeds in eerste aanleg tijdig en op juiste wijze in het strafproces had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet beoordeeld, nu de rechtbank en de officier van justitie niet op de hoogte bleken van de aanwezigheid van de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, waardoor de gehele vordering, gelet op het bepaalde in artikel 421, lid 3 Wetboek van Strafvordering, nu ter beoordeling aan het hof voorligt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij zich reeds in eerste aanleg tijdig en op juiste wijze in het strafproces had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 796,85. De rechtbank en de officier van justitie bleken ter zitting in eerste aanleg niet op de hoogte van de aanwezigheid van de vordering. Gelet op het dossier en het daaruit naar voren gekomen bedrag, heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel toegepast ter hoogte van € 788,05.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de materiële schade dient te worden verminderd, omdat bij de medeverdachte geld en aangebroken pakjes sigaretten zijn aangetroffen. De daarmee overeenkomende waarde moet worden afgetrokken van de vordering.
Het hof overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat het geld en/of de sigaretten onder een mededader in beslag zijn genomen en vervolgens aan de benadeelde partij zijn teruggegeven, dan wel direct aan de benadeelde partij zijn geretourneerd. Het hof acht daarmee geen reden aanwezig om het bedrag aan materiële schade te minderen op grond van het verweer van de raadsvrouw.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De vordering van de benadeelde partij ligt aldus niet ter beoordeling aan het hof voor. Gelet op het voorgaande zal het hof, evenals de rechtbank, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij € 20,80 aan reiskosten heeft gevorderd wegens het bijwonen van de zitting. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de rechtbank is de benadeelde partij niet verschenen. Deze reiskosten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.883,98 (duizend achthonderddrieëntachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 83,98 (drieëntachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 1.800,00 (duizend achthonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.883,98 (duizend achthonderddrieëntachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 83,98 (drieëntachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en
€ 1.800,00 (duizend achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 30 november 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 776,05 (zevenhonderdzesenzeventig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 10 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.