ECLI:NL:GHARL:2021:2274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
200.283.993
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling in een ondertoezichtstelling met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor de kinderen van de verzoekster, de moeder, en de verweerster, de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De moeder is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die de zorgregeling had gewijzigd. De ouders, die van 2003 tot 2014 gehuwd zijn geweest, hebben samen vier kinderen. Sinds 3 maart 2019 wonen de kinderen bij de vader, na een ondertoezichtstelling die in 2014 is ingesteld. De GI heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling, wat leidde tot de bestreden beschikking van de kinderrechter.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2021 zijn de ouders en vertegenwoordigers van de GI verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen tot afspraken te komen over de zorgregeling, wat leidt tot voortdurende conflicten. De kinderen hebben aangegeven meer tijd bij de moeder te willen doorbrengen en dat zij de wisselmomenten als verwarrend ervaren. Het hof heeft daarom besloten de zorg- en opvoedingstaken te verdelen, waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven van donderdag tot maandag en in de oneven weken van woensdag tot vrijdag.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kinderrechter wordt vernietigd, uitsluitend ten aanzien van de reguliere zorgregeling. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de nieuwe zorgregeling direct kan ingaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.283.993
(zaaknummer rechtbank Overijssel 229542)
beschikking van 9 maart 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.M. Hendriksen te Hengelo (O),
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 maart 2019, 23 september 2019, 31 januari 2020 en 2 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 2 juli 2020 wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 september 2020;
- het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
Op 15 februari 2021 zijn na te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] via een beeldbelverbinding door het hof, buiten aanwezigheid van partijen, gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 februari 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- N.J. Molendijk en L. IJsink namens de GI,
- de vader.
Namens de raad voor de kinderbescherming is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn van 2003 tot 2014 met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2005 te [B] ;
- [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2007 te [B] ;
- [de minderjarige3] ( [de minderjarige3] ), geboren [in] 2009 te [B] , en
- [de minderjarige4] ( [de minderjarige4] ), geboren [in] 2011 te [B] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. Na de echtscheiding was aanvankelijk sprake van een vorm van co-ouderschap.
3.2
Bij beschikking van 8 mei 2014 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de kinderen onder toezicht gesteld van de GI (toen nog: Bureau Jeugdzorg Overijssel). Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 2 juli 2020, tot 8 mei 2021.
3.3
Sinds 3 maart 2019 wonen de kinderen bij de vader.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 4 maart 2019, heeft de GI de kinderrechter verzocht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking te bepalen dat de kinderen bij de vader verblijven en dat de regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) nader zal worden bepaald.
3.5
Bij beschikking van 22 maart 2019 heeft de kinderrechter bepaald dat de moeder voorlopig eens per twee weken op een middag (na schooltijd tot etenstijd) begeleide omgang heeft met de kinderen en heeft de kinderrechter iedere verdere beslissing aangehouden.
3.6
Bij beschikking van 23 september 2019 heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, elke nadere beslissing met betrekking tot de zorgregeling aangehouden en de GI verzocht een schriftelijke update aan de rechtbank toe te zenden.
3.7
Bij beschikking van 31 januari 2020 heeft de kinderrechter de voorlopige zorgregeling in de beschikking van 22 maart 2019 gewijzigd en vastgesteld dat de kinderen in de oneven weken 3,5 uur bij de moeder verblijven. De kinderrechter heeft de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en elke nadere beslissing aangehouden. De kinderrechter heeft bepaald dat van deze beschikking hoger beroep kan worden ingesteld.
Deze beschikking is bij beschikking van 25 augustus 2020 door dit hof bekrachtigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de zorgregeling gewijzigd. Als zorgregeling tijdens de zomervakantie van 2020 wordt vastgesteld:
  • tijdens de zomervakantie verblijven de kinderen drie, door de GI in overleg met de ouders te bepalen, weekenden van vrijdag 17.00 uur tot maandag 11.00 uur bij de moeder; en
  • tijdens de zomervakantie verblijven de kinderen in de weken waarin de vader niet met de kinderen op vakantie is op een door de GI in overleg met de ouders vast te stellen doordeweekse dag van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder.
Als reguliere zorgregeling wordt vastgesteld:
  • de reguliere zorgregeling start op vrijdag 21 augustus 2020 na schooltijd van de kinderen;
  • de kinderen verblijven om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder;
  • de kinderen verblijven na het omgangsweekend op vrijdag uit school tot 19.00 uur bij de moeder; en
  • de kinderen verblijven voor het omgangsweekend op woensdag uit school tot 19.00 uur bij de moeder.
De kinderrechter heeft verder bepaald dat met ingang van 1 september 2020 de vakanties en feestdagen bij helfte dienen te worden verdeeld, vooralsnog te bepalen door de GI in overleg met de ouders, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de GI alsnog af te wijzen en de co-ouderschapsregeling te hervatten of, subsidiair, opnieuw als volgt vast te stellen:
- de kinderen verblijven in de oneven weken van zondag 19.00 tot de daarop volgende zondag 19.00 uur bij de moeder en in de even weken van zondag 19.00 uur tot de daarop volgende zondag 19.00 uur bij de vader, althans op een door het hof te bepalen (wissel)dag en tijdstip met telkens een week tot de volgende wisseling, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt op het adres van de moeder.
Daarnaast verzoekt de moeder de schoolvakanties en feestdagen bij helfte te verdelen en wel als volgt:
  • in de even jaren verblijven de kinderen de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • in de meivakantie kan het co-ouderschap doorlopen, zodat de vakantie bij helfte wordt verdeeld: de oneven week verblijven de kinderen bij de moeder en de even week verblijven de kinderen bij de vader;
  • in de zomervakantie verblijven de kinderen in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de even jaren andersom;
  • in de even jaren verblijven de kinderen met kerst (eerste en tweede kerstdag) bij de vader en verblijven de kinderen oud en nieuw bij de moeder en in de oneven jaren andersom. Met uitzondering van het jaar 2020, waarin de kinderen op eerste kerstdag bij de moeder verblijven, omdat de kinderen de afgelopen twee jaren met kerstmis bij de vader zijn geweest. Voor de overige dagen van de kerstvakantie wordt de co-ouderschapregeling aangehouden;
  • indien de kinderen overeenkomstig de co-ouderschapsregeling op Moederdag bij de vader en/of op Vaderdag bij de moeder en/of op de verjaardag van de moeder bij de vader en/of de verjaardag van de vader bij de moeder verblijven, zullen de kinderen die betreffende dag bij de andere ouder verblijven vanaf de dag ervoor 19.00 uur tot de betreffende dag 19.00 uur. Die betreffende dag wordt geruild met een dag in het daaropvolgende weekend;
  • alle andere feestdagen en bijzondere dagen, zoals verjaardagen van familie en familiefeesten, worden in de “eigen” week gehouden overeenkomstig de co-ouderschapregeling;
  • waarbij de vader de kinderen haalt en brengt op het adres van de moeder.
De moeder verzoekt ten slotte te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.3
De GI voert verweer. De GI verzoekt het hof het verzoek in hoger beroep van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt op basis van stukken en de verklaringen ter mondelinge behandeling vast dat de ouders al langdurig niet in staat zijn om samen tot afspraken te komen met betrekking tot de zorgregeling voor de kinderen. Zelfs binnen de ondertoezichtstelling is het de ouders nog steeds niet gelukt een zorgregeling overeen te komen waar beide ouders zich in kunnen vinden. De jeugdbeschermer heeft in dit kader ter mondelinge behandeling bij herhaling verklaard ‘dat het een keer klaar moet zijn.’ In deze situatie voorziet het hof dat de ouders nu en in de toekomst niet tot overeenstemming zullen komen en dat de strijd over de zorgregeling zal voortduren, ongeacht welke zorgregeling zal worden vastgesteld.
Omdat het de ouders niet lukt om betere afspraken te maken, ziet het hof aanleiding tegemoet te komen aan een deel van de - herhaalde en authentieke - wensen van de kinderen en wel deze:
  • de kinderen willen meer tijd doorbrengen bij de moeder; en
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] willen de dagen die zij bij de moeder doorbrengen aaneengesloten hebben, omdat dat voor hen minder verwarrend is en het er ook voor zorgt dat de wisselmomenten, die zij heel vervelend vinden omdat ze er steeds verdrietig van worden, worden beperkt.
5.3
Onder deze omstandigheden acht het hof de volgende reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen in het belang van de kinderen wenselijk. De kinderen verblijven bij de moeder:
  • in de even weken van donderdag uit school of, als op donderdag geen lessen plaatsvinden vanaf 12.00, uur tot maandag naar school of, als op een maandag geen lessen plaats vinden, tot 16.00 uur;
  • in de oneven weken van woensdag uit school of, als er geen lessen plaatsvinden vanaf 12.00 uur, tot vrijdag naar school of, als er op een vrijdag geen lessen plaats vinden, 16.00 uur.
Het hof spreekt de hoop uit dat de kinderen zich met deze uitbreiding gehoord voelen, dat er rust in hun opvoedingssituatie komt en dat de ouders aan die rust voor de kinderen willen bijdragen.
5.4
Ten aanzien van de zorgregeling tijdens de vakanties en feestdagen overweegt het hof dat de rechtbank heeft bepaald dat de vakanties en feestdagen met ingang van 1 september 2020 bij helfte worden verdeeld, vooralsnog te bepalen door de GI in overleg met de ouders. Ter mondelinge behandeling hebben partijen eensluidend verklaard dat de door rechtbank vastgestelde zorgregeling goed wordt nageleefd. Het hof ziet daarom geen aanleiding om te komen tot een nadere invulling van de zorgregeling tijdens de vakanties en feestdagen. Dit geldt temeer nu de ondertoezichtstelling in ieder geval nog loopt tot 8 mei 2021, zodat de GI de ouders in ieder geval nog kan begeleiden bij het maken van afspraken over het (school)jaar 2021-2022.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking, uitsluitend ten aanzien van de daarin vastgestelde reguliere zorgregeling, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 maart 2019, 23 september 2019, voor zover hierin de reguliere zorgregeling is vastgelegd, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder aldus dat de kinderen bij de moeder verblijven:
  • in de even weken van donderdag uit school of, als op donderdag geen lessen plaatsvinden vanaf 12.00, uur tot maandag naar school of, als op een maandag geen lessen plaats vinden, tot 16.00 uur;
  • in de oneven weken van woensdag uit school of, als er geen lessen plaatsvinden vanaf 12.00 uur, tot vrijdag naar school of, als er op een vrijdag geen lessen plaats vinden, 16.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, als voorzitter, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 9 maart 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.