ECLI:NL:GHARL:2021:2272

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
200.282.652
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige; onderzoek door de raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2016. De ouders, de moeder en de vader, hebben gezamenlijk het gezag over hun kind en hebben eerder een ouderschapsplan opgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou vestigen zodra zij vier jaar oud zou zijn. De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen, maar dit verzoek werd afgewezen door de kinderrechter. De moeder is in hoger beroep gegaan met vier grieven, waarbij zij opnieuw verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats en een zorgregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2021, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, nam de vader deel via een Skype-verbinding. De raad voor de kinderbescherming was ook vertegenwoordigd. De vader verblijft sinds januari 2021 in detentie, wat de situatie rondom de zorg voor de minderjarige complexer maakt. De raad heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarige en adviseert een beschermingsonderzoek te starten.

Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de raad te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige. Het hof heeft daarbij aangegeven dat het onderzoek ook moet kijken naar de gevolgen van een eventuele schoolwisseling voor de minderjarige. De raad moet uiterlijk op 15 juni 2021 rapporteren over de bevindingen van het onderzoek, waarna de behandeling van de zaak zal worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.282.652
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 499259)
beschikking van 9 maart 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. de Heuvel te Papendrecht,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen te Zaltbommel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 mei 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 augustus 2020;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Dorsselaer-Spapen van 10 februari 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Dorsselaer-Spapen van 18 februari 2021 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. De Heuvel van 22 februari 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 februari 2021 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader heeft via een Skype-verbinding door middel van videobellen deelgenomen aan de behandeling, bijgestaan door zijn advocaat die in de zittingszaal aanwezig was. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [C] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [D] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld, dat zij op 28 maart 2019 hebben ondertekend. Dit ouderschapsplan is bekrachtigd in de beschikking van 21 mei 2019 van de rechtbank Rotterdam. In het ouderschapsplan hebben zij afgesproken dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] wordt gewijzigd van het adres van de moeder naar het adres van de vader op het moment dat [de minderjarige] vier jaar oud wordt. Daarnaast hebben de ouders in het ouderschapsplan een andere zorgregeling vastgesteld vanaf het moment dat [de minderjarige] vier jaar is. Partijen hebben afgesproken dat [de minderjarige] , vanaf het moment dat zij vier jaar is, van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond bij de moeder verblijft en dat zij de rest van de tijd bij de vader verblijft. Totdat [de minderjarige] vier jaar werd hadden de ouders een zorgregeling, waarbij de zorgtaken nagenoeg gelijk over hen verdeeld waren. De ouders hebben deze wijziging afgesproken omdat de moeder vanaf dat moment een opleiding zou gaan volgen. Verder hebben de ouders in het ouderschapsplan gekozen voor de [E] (te [B] ) als toekomstige basisschool voor [de minderjarige] .
3.3
[de minderjarige] is [in] 2020 vier jaar geworden. Zij woont sindsdien bij de vader en verblijft bij de moeder van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond. Zij gaat naar school op de [E] in [B] . De vader verblijft sinds 12 januari 2021 in detentie. [de minderjarige] is daarom nu op de dagen dat zij normaal gesproken bij de vader is, bij de ouders van de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en een verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op een andere school.
De moeder had in eerste aanleg het volgende verzocht:
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder, ook nadat zijn vier jaar is geworden;
  • vaststelling van een zorgregeling waarbij [de minderjarige] van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur bij de vader verblijft, alsmede iedere woensdag van 13:00 uur tot 17:00 uur;
  • vervangende toestemming voor het inschrijven van [de minderjarige] op een basisschool in [A] .
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de verzoeken van de moeder afgewezen.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de beschikking van 21 mei 2019 wordt gewijzigd in die zin dat:
  • [de minderjarige] , ook vanaf het moment dat zij vier jaar is, haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij [de minderjarige] van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur bij de vader verblijft, alsmede iedere woensdag van 13:00 uur tot 17:00 uur;
  • althans een zorgregeling vast te stellen die het hof juist oordeelt;
  • de moeder vervangende toestemming wordt verleend tot het inschrijven van [de minderjarige] op een basisschool in [A] .
4.3
De vader voert verweer en verzoekt de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op het moment dat de ouders het ouderschapsplan vaststelden was het de bedoeling dat de moeder een opleiding zou gaan volgen vanaf het moment dat [de minderjarige] vier jaar werd. Deze toekomstplannen zijn gewijzigd; de moeder is geen opleiding gaan volgen.
Na de bestreden beschikking zijn er naar aanleiding van zorgmeldingen bij Veilig Thuis en omdat er weinig zicht is op de opvoedsituatie van [de minderjarige] ernstige zorgen ontstaan over de veiligheid van [de minderjarige] . Daar is bij gekomen dat de vader sinds 12 januari 2021 in detentie verblijft, waardoor hij fysiek niet beschikbaar is. De zorgen over [de minderjarige] zijn zodanig dat de raad op korte termijn een beschermingsonderzoek zal starten. Ter zitting heeft de raad medegedeeld dat dit onderzoek waarschijnlijk zal starten in april 2021.
5.2
De raad adviseert de behandeling van de zaak bij het hof aan te houden en de raad een onderzoek te laten doen naar de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de meest wenselijke zorgregeling. De raad heeft ter zitting medegedeeld dat dit onderzoek in het beschermingsonderzoek kan worden meegenomen.
5.3
Het hof acht zich gelet op alle ontwikkelingen die zich rondom [de minderjarige] hebben voorgedaan sinds de bestreden beschikking onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. De behandeling van de zaak zal daarom worden aangehouden en de raad zal worden verzocht een onderzoek in te stellen welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] zijn. Het hof zal de raad verzoeken om over het verloop van een en ander te rapporteren.
Het hof verzoekt de raad in het onderzoek te betrekken dat [de minderjarige] al een tijd in [B] naar school gaat en of het (nadelige) gevolgen voor haar heeft als zij van school zou moeten wisselen.

6.De beslissing

Het hof, alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 5.3 omschreven en daaromtrent uiterlijk op 15 juni 2021 te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. E.B. Knottnerus;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, A. Smeeing-van Hees en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 9 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.