ECLI:NL:GHARL:2021:2252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
200.258.388
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onbetaalde facturen voor reparatiewerkzaamheden aan bouw- en graafmachines met tegenvordering voor schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma Kraanverhuurbedrijf v.o.f. tegen Hitachi Construction Machinery (Europe) N.V. over onbetaalde facturen voor reparatiewerkzaamheden aan bouw- en graafmachines. Hitachi heeft verschillende reparaties uitgevoerd aan machines van Kraanverhuurbedrijf, maar de opdrachtgever betwist dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en heeft een tegenvordering ingesteld voor schadevergoeding. Het hof heeft in een tussenarrest van 9 maart 2021 de opdrachtgever in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de niet-deugdelijke uitvoering van de reparaties en om de schade inzichtelijk te maken. Het hof oordeelt dat de opdrachtgever recht heeft op schadevergoeding voor de stilstand van de kraan na de eerste reparatie, maar dat hij ook verplicht is om de facturen te betalen, tenzij hij kan bewijzen dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling van de schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.258.388
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, C/08/212521)
arrest van 9 maart 2021
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [appellante1] Kraanverhuurbedrijf v.o.f,

2.
[appellant2],
3.
[appellante3],
gevestigd respectievelijk wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud): [appellant] ,
advocaat: mr. G. Beekman,
tegen
de naamloze vennootschap
Hitachi Construction Machinery (Europe) N.V.,
gevestigd te Oosterhout,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Hitachi,
advocaat: mr. J.W. Hilhorst.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 september 2020 hier over. In dat arrest is een zitting bepaald die op 13 januari 2021 heeft plaatsgevonden. Van de zitting is een verslag gemaakt. Partijen hebben op de zitting het woord gevoerd, mr. Hilhorst aan de hand van spreekaantekeningen. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De beoordeling van het hoger beroep

Samenvatting en beslissing

2.1
Hitachi heeft in opdracht van [appellant] verschillende reparatiewerkzaamheden verricht aan twee bouw- en graafmachines van het merk Hitachi die toebehoorden aan [appellant] . [appellant] heeft een aantal facturen van Hitachi voor die werkzaamheden onbetaald gelaten. Hitachi vordert betaling van die facturen (met een hoofdsom van € 29.424,40) vermeerderd met rente en kosten. [appellant] betwist dat hij betaling verschuldigd is omdat Hitachi in zijn ogen de reparaties niet goed heeft uitgevoerd. [appellant] heeft in reconventie aanspraak gemaakt op vergoeding van schade, waarvan de hoogte later zou moeten worden vastgesteld (‘nader op te maken bij staat’). Daarbij gaat het om schade die hij heeft geleden doordat Hitachi de reparaties niet goed heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 24 oktober 2018 de vordering van Hitachi grotendeels toegewezen en de tegenvordering van [appellant] afgewezen.
2.2
[appellant] komt met zes grieven op tegen het vonnis van de rechtbank. Hij bestrijdt in hoger beroep nog betaling van twee facturen (met nummers SR00105361 (hierna: factuur 1) en SR00105376 (hierna: factuur 2)) verschuldigd te zijn. Daarnaast handhaaft hij zijn tegenvordering. Het hof vindt dat het hoger beroep niet slaagt voor zover dat is gericht tegen de toewijzing van de vordering van Hitachi, dus de betaling van de twee facturen. Het hof geeft [appellant] gelegenheid om te bewijzen dat Hitachi de met factuur 2 in rekening gebrachte reparatiewerkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Verder zal het hof [appellant] in de gelegenheid stellen om nu alvast de door hem gevorderde schade inzichtelijk te maken, omdat de conflicten tussen partijen daardoor mogelijk sneller worden beëindigd. Hieronder legt het hof uit hoe het tot deze beslissingen is gekomen.
De reparatie van kraan 1
2.3
Factuur 1 (met factuurbedrag € 15.996,85) ziet op reparatiewerkzaamheden aan een machine door partijen aangeduid als “kraan 1” naar aanleiding van klachten over lekkende koelvloeistof. Partijen zijn het er over eens dat de opdracht voor deze werkzaamheden is bevestigd in e-mailcorrespondente tussen partijen van 15 augustus 2016 (productie E.4 eerste aanleg zijdens Hitachi). [appellant] heeft ter comparitie bij het hof erkend dat de in die e-mailcorrespondentie opgesomde werkzaamheden zijn uitgevoerd door Hitachi en dat Hitachi die werkzaamheden met factuur 1 in rekening heeft gebracht. Partijen zijn het er ook over eens dat na uitvoering van die werkzaamheden (de eerste reparatie) een ander probleem naar boven kwam, namelijk een lekkage aan de oliekoeler door een kapotte pakking, met als gevolg ook een kapotte turbo. Hitachi heeft aangeboden om de oliekoeler op eigen kosten te herstellen, omdat zij vond dat zij het probleem eerder had moeten ontdekken en als meerwerk had moeten melden. Hitachi heeft de pakking en turbo op eigen kosten vervangen (de tweede reparatie), maar volgens [appellant] is de lekkage daarmee niet verholpen. [appellant] wil de factuur niet betalen omdat hij vindt dat de reparatie niet zorgvuldig is afgehandeld en hij schade heeft geleden doordat de kraan na de eerste reparatie nog niet goed kon worden ingezet. [appellant] heeft daarmee niet voldoende bestreden dat Hitachi de geoffreerde en in rekening gebrachte werkzaamheden (de eerste reparatie) wel heeft uitgevoerd en ook goed heeft uitgevoerd. [appellant] dient die factuur dan ook te betalen.
2.4
Het hof vindt wel dat [appellant] recht heeft op schadevergoeding voor zover hij schade heeft geleden ten gevolge van het stilvallen van de kraan na de eerste reparatie. Hitachi heeft een opdracht aangenomen om de motor te repareren naar aanleiding van klachten over koelvloeistof in de motor. Hitachi had bij die reparatie kunnen en moeten zien dat er nog een ander probleem was, namelijk de lekkende pakking. Dit vormde onderdeel van het probleem waarvoor de reparatieopdracht werd verstrekt (het verhelpen van de lekkende koelvloeistof). Hitachi heeft dit zelf ook onderkend in haar e-mail van 28 februari 2017 (productie 4 conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van [appellant] ), waarin zij schreef dat het herstellen van de oliekoeler niet bij de oorspronkelijke reparatie-opdracht hoorde maar dat Hitachi het probleem toen wel had moeten zien en als meerwerk had moeten melden. In dit kader is ook van belang dat het ‘vernieuwen van pakkingen’ een onderdeel vormde van de opdracht (productie E.4 eerste aanleg zijdens Hitachi). Hitachi heeft de eerste reparatie niet deugdelijk uitgevoerd, wat een toerekenbare tekortkoming oplevert. [appellant] heeft gesteld dat hij schade heeft geleden doordat Hitachi bij de eerste reparatie de pakking van de oliekoeler niet heeft vernieuwd (zie onder meer blad 6 proces-verbaal comparitie van partijen in eerste aanleg) en de kraan daardoor stil kwam te staan. In zijn memorie van grieven heeft [appellant] gesteld dat de kraan op 13 oktober 2016 weer stil kwam te staan, dat Hitachi de motor op 18 oktober 2016 opnieuw uit de motor heeft gehaald voor de tweede reparatie en deze op 26 oktober 2016 weer heeft teruggeplaatst. Hitachi heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden dat de kraan als gevolg van het gebrekkig repareren (de eerste reparatie) is stilgevallen. Door de uitval van de kraan na de eerste reparatie is de ‘stilstandschade’ direct ingetreden en [appellant] kon de kraan tijdens de tweede reparatie ook niet gebruiken. Deze ‘stilstandschade’ is niet weggenomen door de tweede reparatie. In zoverre was correcte nakoming blijvend onmogelijk, zodat op grond van artikel 6:74, tweede lid, BW het bepaalde in de artikelen 6:82 en 6:83 BW toepassing mist en Hitachi aansprakelijk is ter zake van deze stilstandschade. Na de tweede reparatie werkte kraan 1 volgens [appellant] nog steeds niet goed ( [appellant] moest dagelijks koelwater bijvullen), maar Hitachi heeft dit bestreden. Of [appellant] ook in die periode schade heeft geleden en of Hitachi in verzuim verkeerde, zal het hof later beoordelen, nadat [appellant] gelegenheid heeft gekregen om haar schadevordering te concretiseren.
De reparatie van kraan 2
2.5
Factuur 2 (met factuurbedrag € 6.086,82) ziet op reparatiewerkzaamheden aan een machine door partijen aangeduid als “kraan 2” in verband met lekkage van de hefcilinders. De heer [B] (partijen bekend, hierna: [B] ) heeft namens Hitachi in september 2016 reparatiewerkzaamheden verricht. Volgens [appellant] is deze reparatie niet goed uitgevoerd en lekten de hefcilinders na de reparatie nog steeds. [appellant] stelt onder meer dat [B] door verkeerde planning onnodig veel uren heeft gemaakt, onnodige materialen heeft gebruikt en dat [B] de afdichtingen verkeerd om had gemonteerd. [appellant] heeft uiteindelijk de kraan ingeruild (ter zitting bij het hof heeft [appellant] verteld dat dit in december 2016 is gebeurd). [appellant] heeft in eerste aanleg gesteld dat Hitachi slechts een bedrag van € 2.962 in rekening had mogen brengen en dat dit bedrag verrekend dient te worden met de tegenvordering van [appellant] . [appellant] handhaaft die stellingen in hoger beroep. [appellant] stelt verder schade te hebben geleden doordat zij werk is misgelopen vanwege de problemen met de kraan en uiteindelijk ook door een lagere verkoopopbrengst doordat de kraan olie lekte. Hitachi betwist dat de reparatie niet goed is uitgevoerd. Zij stelt dat het een oudere kraan betreft en dat het probleem niet in één keer op te lossen was. De reparaties zijn gefaseerd uitgevoerd en de kraan werd naar vermogen hersteld. Verder betwist zij de gevorderde schade. Hitachi heeft ook ter zake van deze reparatie betwist dat zij in verzuim is geraakt.
2.6
Ten aanzien van de vordering van Hitachi heeft [appellant] aangevoerd dat Hitachi de reparatie niet goed heeft uitgevoerd, maar dat ontslaat [appellant] niet van zijn betalingsverplichting. [appellant] heeft de juistheid van de factuur (dus dat de in rekening gebrachte werkzaamheden/materialen/uren daadwerkelijk zijn uitgevoerd/gebruikt/gemaakt) onvoldoende gemotiveerd weersproken. [appellant] kan zich voor wat betreft de gestelde niet deugdelijke nakoming (dus dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd) niet meer op nakoming of opschorting beroepen (de kraan is ingeruild) en hij heeft de overeenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden. Ook in deze procedure vordert hij geen ontbinding. [appellant] moet daarom ook deze factuur betalen. Het hof zal hierna de tegenvordering van [appellant] (schadevergoeding wegens de niet deugdelijke nakoming) beoordelen.
2.7
Het hof zal eerst ingaan op het verweer van Hitachi dat zij niet in verzuim is geraakt omdat ingebrekestelling achterwege is gelaten. [appellant] heeft volgens Hitachi geen ingebrekestelling aan Hitachi verzonden die aan de vereisten van artikel 6:82 lid 1 BW voldoet, omdat [appellant] geen termijn voor nakoming heeft gesteld. In een e-mail van 2 november 2016 van [appellant] aan Hitachi (productie 24 memorie van grieven) staat wel het volgende:
“(..)
Ik heb u echter ook de ontevredenheid van mijn kant laten weten, ook de mededeling dat ik niet akkoord ga met de gedane reparatie, slimmer[erger, toevoeging hof]
nog, ook niet bereid ben om ook maar iets van deze rekening te gaan betalen. (..) Echter ik ben voornemens de machine te verkopen voor een andere, ik krijg de grootste problemen met deze kraan, dit kan ik de Aannemer niet verkopen. (..) Echter de inruilprijs wordt (..) zeer negatief beïnvloed. Om deze redenen ben ik dan ook niet bereid, ik heb nu lang genoeg gewacht op een voorstel van U, om die rekeningen te voldoen. (..) Laten we zien dat we dat andere ook oplossen, aan kwade gezichten heb ik niets, doch het kan zijn dat mijn machine dit weekend al weg gaat van het werk. Er is mij aangezegd dat de machine eerst gerepareerd moet worden i.v.m. de erge lekkage. Hoe lossen we dit op? [C] heeft vier keer beloofd om dit gelijk op te lossen, we hadden zelfs een afspraak voor de volgende dag gemaakt, om 17.00 uur, zodat ik dan niet stil kwam te staan, maar zelfs toen kwam die niet opdagen, zelfs niet afgebeld. (..) Ik wacht nog een keer op Uw antwoord.(..)”
Het hof gaat ervan uit dat [appellant] zonder gedetailleerde kennis van de wet deze e-mail heeft verstuurd. Het hof vindt dat Hitachi uit deze e-mail redelijkerwijs heeft kunnen en ook moeten begrijpen dat [appellant] wilde dat Hitachi alsnog zou nakomen (het probleem oplossen), dat hij Hitachi de keuze gaf om dat vóór de voorgenomen verkoop daarvan te doen, dan wel compensatie te bieden voor de vermindering van de verkoopopbrengst. Ook had Hitachi uit dit bericht redelijkerwijze moeten opmaken dat [appellant] haast had en geen verder uitstel duldde omdat de kraan niet gebruikt kon worden. Daarbij komt dat [appellant] vóór die e-mail verschillende keren uiting heeft gegeven aan zijn ongenoegen over de volgens hem ondeugdelijke reparatie (productie 6 conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van [appellant] ). In zoverre had Hitachi voldoende gelegenheid om te beslissen of zij de beweerdelijk niet goed uitgevoerde reparatie aan de kraan alsnog wilde herstellen. Het hof vindt daarom dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook zonder een formele ingebrekestelling (met duidelijke termijnstelling) Hitachi in verzuim is geraakt.
2.8
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Hitachi, zal [appellant] in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat Hitachi de reparatie van kraan 2 niet goed heeft uitgevoerd en daarmee te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
De door [appellant] gevorderde schade
2.9
[appellant] vordert schadevergoeding op te maken bij staat en heeft voldoende gesteld om de mogelijkheid van schade aannemelijk te achten. Het verweer van Hitachi dat [appellant] niet aan zijn stel- en substantiëringsplicht heeft voldaan wordt daarom verworpen. Het hof vindt evenwel vooralsnog dat de schade die [appellant] geleden heeft nu redelijkerwijs begroot moet kunnen worden. De reparaties hebben immers al ruim vier jaar geleden plaatsgevonden. Het hof acht een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat daarom niet op zijn plaats. Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen om zich zo concreet en nauwkeurig mogelijk uit te laten over de omvang van de schade ten aanzien van beide kranen door deze schade te begroten en zoveel mogelijk te onderbouwen.
Slotopmerking
2.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat [appellant] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Hitachi de reparatie van kraan 2, in rekening gebracht middels de factuur met nummer SR00105376, niet goed heeft uitgevoerd en daarmee te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M. Schoemaker, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum van 30 maart 2021, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen, Hitachi vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat [appellant] de schadebegroting en -onderbouwing als bedoeld in rov. 2.9 in het geding dient te brengen bij conclusie na bewijslevering (dan wel akte indien geen getuigen worden voortgebracht) en dat Hitachi daarop bij antwoordconclusie bewijslevering (dan wel antwoordakte) kan reageren;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Schoemaker H.E. de Boer en R.G.J. Gehring, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.