ECLI:NL:GHARL:2021:2161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
21-000872-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en kreeg een taakstraf van 80 uren opgelegd. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 22 februari 2021 heeft het hof het dossier bestudeerd en de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen gehoord. De advocaat-generaal had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte waren niet onaannemelijk.

Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Tevens heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000872-19
Uitspraak d.d.: 8 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 februari 2019 met parketnummer 16-223441-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 249,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. W. van Vliet, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 15 februari 2019 veroordeeld ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 249,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2018 te [plaats] openlijk, op of aan de openbare weg, te weten de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij] door
- meermalen, althans eenmaal te schoppen/trappen op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij] , en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) aan de haren te trekken/rukken van voornoemde [benadeelde partij] , en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met een schoen, althans een voorwerp) te slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [benadeelde partij] , en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) duwen tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [benadeelde partij] steun vindt in de verklaringen van getuigen [getuige1] , [getuige2] en [getuige3] . Deze verklaringen heeft ook de rechtbank voor het bewijs gebruikt.
Omtrent de verklaringen van getuigen [getuige2] en [getuige3] overweegt het hof dat dit
de audituverklaringen betreffen die respectievelijk drie maanden en vijf maanden na het incident zijn afgelegd. Bovendien verschillen deze verklaringen onderling in belangrijke mate wat betreft het vermeende geweld dat door verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zou zijn toegepast.
Ten aanzien de getuigenverklaringen van [getuige2] , [getuige3] en [getuige1] , de moeder van aangeefster, overweegt het hof dat hun verklaringen omtrent de toepassing van geweld door beide partijen in aanzienlijke mate verschillen van de verklaring van de getuige [getuige4] , de overbuurman van verdachten. Hij heeft het incident waargenomen en heeft overeenkomstig verdachten verklaard over het trekken aan de haren van verdachte [medeverdachte] door aangeefster, maar heeft overig geweld niet waargenomen. Dit maakt dat de verklaringen van verdachten niet onaannemelijk zijn.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 499,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 249,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 8 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.