In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en kreeg een taakstraf van 80 uren opgelegd. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting op 22 februari 2021 heeft het hof het dossier bestudeerd, inclusief de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling van de verdachte voorstelde. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw waren niet onaannemelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen onderling verschilden en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.