ECLI:NL:GHARL:2021:2084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
21-001235-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet naleven van waarborgen bij bloedonderzoek in verkeerszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het rijden onder invloed van amfetamine. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak en vorderde een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, maar het hof oordeelde dat niet voldaan was aan de strikte waarborgen zoals vastgelegd in artikel 13 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het hof stelde vast dat de bloedmonsters, die op 2 september 2018 bij de verdachte waren afgenomen, pas op 12 september 2018 in een laboratorium in Duitsland waren aangekomen. Dit tijdsverloop was niet in overeenstemming met de vereiste waarborgen, waardoor het resultaat van het bloedonderzoek niet als bewijs kon worden gebruikt. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte onder invloed van drugs een voertuig had bestuurd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001235-19
Uitspraak d.d.: 4 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2019 met parketnummer 96-207998-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-189679-15, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 februari 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. Voorts vordert de advocaat-generaal oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Daarnaast vordert de advocaat-generaal ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging dat deze deels wordt omgezet in een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 september 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 190 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen

Van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omkleed. Tot die waarborgen behoort onder meer de waarborg genoemd in artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), inhoudende dat bloedmonsters zo spoedig mogelijk worden bezorgd bij het geaccrediteerde laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1990 (ECLI:NL:HR:1990:AD6972) moet hieronder worden begrepen dat de bloedmonsters ook zonder uitstel worden toegezonden aan het laboratorium. Deze waarborg is een strikte waarborg, zodat het onderzoek bij het niet naleven daarvan niet voor het bewijs mag worden gebezigd.
Op basis van het proces-verbaal rijden onder invloed van 2 september 2018 stelt het hof vast dat de bloedmonsters op 2 september 2018 bij verdachte zijn afgenomen. Blijkens dit proces-verbaal heeft de verbalisant zich ervan vergewist dat het bloedmonster is verzonden naar het NFI te Den Haag. Wanneer verzending heeft plaatsgevonden blijkt daaruit niet, terwijl tevens onbekend is wanneer de bloedmonsters zijn ontvangen door het NFI. Uit het ‘Rapport drugs in het verkeer’ van 1 oktober 2018 blijkt dat de bloedmonsters op 12 september 2018 zijn ontvangen door [naam] , Medische Laboratoria Dr. Stein & Collegae.
Het hof kan op basis van het huidige dossier niet vaststellen op welke datum de bloedmonsters zijn verzonden, noch op welke datum het NFI de monsters heeft ontvangen en evenmin op welke datum de monsters door het NFI zijn doorgestuurd naar het laboratorium in Duitsland, waaruit mogelijk een ontvangstdatum door het NFI had kunnen worden afgeleid. Het hof kan enkel vaststellen dat de bloedmonsters op 12 september 2018 – en daarmee 10 dagen na het afnemen daarvan – in een geaccrediteerd laboratorium in Duitsland zijn aangekomen. Dit tijdsverloop kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als ‘zo spoedig mogelijk bezorgen’, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit. Het hof oordeelt dan ook dat niet kan worden vastgesteld dat aan de betreffende waarborg is voldaan.
Nu het voorschrift onderdeel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen, dient het resultaat van het verrichte bloedonderzoek van het bewijs te worden uitgesloten. Zonder ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid WVW kan niet worden bewezen dat de verdachte onder invloed van verdovende middelen een personenauto heeft bestuurd. Dat verdachte bij de politie, alsook ter terechtzitting in hoger beroep, heeft bekend een aantal dagen voorafgaand aan het besturen van een personenauto verschillende soorten drugs te hebben gebruikt doet hieraan niet af, nu op grond van die verklaring immers niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarmee ook de in het Besluit vermelde grenswaarden heeft overschreden.
Voorts merkt het hof op dat uit het proces-verbaal rijden onder invloed van 2 september 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant] heeft vermeld dat deze de bij verdachte afgenomen bloedmonsters heeft verzegeld voorafgaand aan verzending. Het hof acht het et enkele feit dat blijkens mededeling van de verbalisant de bloedmonsters verzegeld zijn verzonden niet voldoende. De onderzoeker die de bloedmonsters in ontvangst neemt, moet vaststellen dat de monsters verzegeld waren bij ontvangst. Uit de zich in het proces-verbaal bevindende aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed blijkt niet dat het NFI de aanvraag verzegeld heeft ontvangen, nu dit tekstblok niet is ingevuld. Het hof is van oordeel dat de aanvullende stukken die door de advocaat-generaal zijn ingebracht de mogelijkheid open laten dat de bloedmonsters niet verzegeld zijn aangekomen bij het laboratorium in Duitsland.
Het hof heeft aldus uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18-189679-15

Het hof zal de vordering van de officier van justitie van 31 december 2018 tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die aan verdachte was opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 14 juli 2016 op de wijze zoals de advocaat generaal heeft gevorderd afwijzen, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 31 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 14 juli 2016, parketnummer 18-189679-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 4 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 maart 2021.
Tegenwoordig:
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. J.A.M.M. Francissen, advocaat-generaal,
mr. A. Meester, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.