ECLI:NL:GHARL:2021:2081

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
21-002319-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (gewoonte)heling van wolhandkrabben

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis, wegens (gewoonte)heling van wolhandkrabben. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak van de verdachte heeft verzocht. Het hof heeft ook de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, in overweging genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter tot een andere bewijsbeslissing is gekomen dan het hof. Na beoordeling van het dossier en het verhandelde ter zitting, concludeert het hof dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat de wolhandkrabben afkomstig waren van een misdrijf. Het hof oordeelt dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij het tenlastegelegde feit heeft begaan. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter, mr. O. Anjewierden, en de raadsheren, mr. P.W.J. Sekeris en mr. F. van der Maden, aanwezig waren. De griffier, mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, heeft het proces-verbaal van de zitting opgemaakt. De verdachte was niet aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002319-20
Uitspraak d.d.: 4 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 juli 2020 met parketnummer 18-670003-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 februari 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde feit. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte in of omstreeks de periode van september 2018 tot en met 6 november 2018, althans in 2018, in de gemeente [gemeente] en/of elders in het rechterlijk arrondissement Noord Nederland, althans in Nederland, meerdere malen, althans een of meerdere malen, (telkens) een goed / goederen, te weten een aantal, althans een of meer, wolhandkrabben heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed / die goederen (telkens) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed / goederen betrof, en verdachte (aldus) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof acht op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder oordeelt het hof dat uit het dossier niet blijkt dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de wolhandkrabben afkomstig waren van een misdrijf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 4 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 maart 2021.
Tegenwoordig:
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. J.A.M.M. Francissen, advocaat-generaal,
mr. A. Meester, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.