Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis, wegens (gewoonte)heling van wolhandkrabben. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak van de verdachte heeft verzocht. Het hof heeft ook de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, in overweging genomen.
Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter tot een andere bewijsbeslissing is gekomen dan het hof. Na beoordeling van het dossier en het verhandelde ter zitting, concludeert het hof dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat de wolhandkrabben afkomstig waren van een misdrijf. Het hof oordeelt dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij het tenlastegelegde feit heeft begaan. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter, mr. O. Anjewierden, en de raadsheren, mr. P.W.J. Sekeris en mr. F. van der Maden, aanwezig waren. De griffier, mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, heeft het proces-verbaal van de zitting opgemaakt. De verdachte was niet aanwezig tijdens de uitspraak.