Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.wijlen [appellante1] ,
[appellante1],
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
2. het woonhuis met toebehoren, staande en gelegen te [C] , [b-straat] 156 (...;)
3.Waar gaat dit geschil over
[geïntimeerde] is van mening dat deze transactie moet worden teruggedraaid en dat [appellanten] c.s. het perceel aan haar moeten terugleveren.
€ 20.000,- te laag was en bovendien niet door [appellant2] is voldaan maar omgezet in een geldlening.
4.Wat wordt het oordeel van het hof
Daarnaast hebben zij het aanslagbiljet voor de gemeentelijke belastingen overgelegd waaruit blijkt dat de WOZ-waarde per 1-1-2018 is bepaald op € 19.000,-.
€ 19.779,41 te voldoen die de gemeente Oldambt op [geïntimeerde] had en ter zake waarvan een dwangbevel aan haar was uitgebracht. Ter onderbouwing van dit verweer hebben [appellanten] c.s. een kwitantie van de betaling van de koopsom overgelegd en een schrijven van de deurwaarder waaruit blijkt dat genoemd bedrag van € 19.779,41 is voldaan. [appellanten] c.s. hebben verder benadrukt dat [geïntimeerde] in verband met het perceel in [A] geen schuld meer heeft omdat de hypotheekschuld uit de verzekeringspenningen is voldaan. [geïntimeerde] is ook niets meer aan [D] verschuldigd ter zake van de hiervoor in rov. 2.4 genoemde lening, aldus [appellanten] c.s.
Verder heeft [geïntimeerde] - al in de inleidende dagvaarding - bevestigd dat [appellante1] de vordering van de gemeente heeft voldaan nadat er een dwangbevel was uitgevaardigd. Weliswaar heeft zij tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep voor het eerst gesteld dat [appellante1] die vordering al in 2015 zou hebben voldaan, maar die stelling heeft zij niet onderbouwd.