ECLI:NL:GHARL:2021:1912
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingesteld tegen een verdachte die in 1987 is geboren en woonachtig is in Nederland. De verdachte had eerder een veroordeling gekregen voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het aanwezig hebben van hennep.
Tijdens de zitting op 17 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal tot afwijzing van de ontnemingsvordering besproken. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte financieel voordeel heeft genoten uit de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld. De advocaat-generaal had de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend, maar het hof oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de vordering tot ontneming afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, G.G. Eisma, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij vorderingen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.