ECLI:NL:GHARL:2021:1887
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in ontnemingszaak na vrijspraak verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juni 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het hof heeft de zaak behandeld tijdens meerdere terechtzittingen op 8 en 9 december 2020, 6, 11, 12 en 13 januari 2021, en 16 februari 2021. De advocaat-generaal had een vordering ingediend tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 1.021.652,- en verzocht om veroordeling van de betrokkene tot betaling van dit bedrag aan de staat. Tijdens de zittingen is er door de vertegenwoordiger van de betrokkene en diens advocaat, mr. B.C.W. van Eijck, verweer gevoerd.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat de betrokkene inmiddels was vrijgesproken van de strafbare feiten. Hierdoor kon het openbaar ministerie niet in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontvangen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de vordering van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet-ontvankelijk is. De uitspraak van het hof houdt in dat de vordering van het openbaar ministerie niet kan worden toegewezen, en de beslissing van de rechtbank is vernietigd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.C. Huizenga, en is openbaar uitgesproken.