ECLI:NL:GHARL:2021:1885
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in ontnemingszaak na vrijspraak verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juni 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het hof heeft de zaak behandeld tijdens meerdere terechtzittingen op 8 en 9 december 2020, 6, 11, 12 en 13 januari 2021, en 16 februari 2021. De advocaat-generaal had een vordering ingediend tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 2.823.066,- en verzocht om veroordeling van de betrokkene tot betaling van dit bedrag aan de staat.
Het hof heeft echter geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de betrokkene bij een eerder arrest van het hof op dezelfde dag vrijgesproken was. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank, waartegen hoger beroep was ingesteld, vernietigd moest worden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming.
De uitspraak is gedaan door de economische kamer van het hof, met mr. E. de Witt als voorzitter en mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg als raadsheren. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.C. Huizenga.