Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[A],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de schade aan een appartement dat door [geïntimeerde] werd gehuurd van [appellant]. De huurperiode liep van 12 juli 2013 tot en met 31 maart 2016. Na de huur heeft [appellant] een eindafrekening opgesteld, waarin hij kosten voor herstelwerkzaamheden en andere kosten verrekende met de waarborgsom van € 1.590. [geïntimeerde] betwistte de eindafrekening en vorderde terugbetaling van een deel van de borg. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] recht had op terugbetaling van € 1.989, maar [appellant] ging in hoger beroep.
In hoger beroep heeft het hof de procedure en de eerdere uitspraak van de kantonrechter beoordeeld. Het hof oordeelde dat er geen gezamenlijke eindinspectie had plaatsgevonden, waardoor [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd voor de schade die hij claimde. Het hof concludeerde dat [appellant] slechts recht had op een vergoeding van € 25 voor herstelkosten, en dat hij de overige kosten niet kon verhalen op de waarborgsom. Het hof bevestigde dat [geïntimeerde] recht had op terugbetaling van de borg, vermeerderd met rente en kosten. Uiteindelijk werd [appellant] veroordeeld tot betaling van € 1.964 aan [geïntimeerde], plus buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een gezamenlijke eindinspectie bij huurcontracten en de noodzaak voor verhuurders om voldoende bewijs te leveren voor schadeclaims.