ECLI:NL:GHARL:2021:1782

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
21-007486-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ernstige strafbare feiten met betrekking tot hennepkwekerij en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder het telen van hennep, bedreiging en poging tot afpersing. De feiten vonden plaats tussen 1 juli 2014 en 15 april 2015, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een hennepkwekerij. Na een ripdeal van deze kwekerij heeft de verdachte twee personen bedreigd en geprobeerd om geld af te persen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, waarbij het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de bedreigingen als bewezen heeft aangemerkt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en de poging tot afpersing. Het hof heeft de strafmaat gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 maanden opgelegd, waarvan 18 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007486-15
Uitspraak d.d.: 25 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2015 met parketnummer 18-730130-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 november 2018 en 11 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder 4 primair, 4 subsidiair en 5A tenlastegelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 5B tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van de onder 3A en 3B tenlastegelegde feiten, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij voornoemd vonnis - voor zover thans nog van belang - veroordeeld ter zake van het onder 1, 2, 4 primair, 5A en 5B tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 15 april 2015 te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente1] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) (in een pand gelegen aan of bij de [adres] een hoeveelheid van (telkens) ongeveer 540, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2015 te of bij [plaats2] , in elk geval in de gemeente [gemeente2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een (personen)auto) een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk [merk1] , model 45, kaliber 6,35 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 5 (scherpe) Centraalvuur kogelpatronen (van het merk [merk2] , kaliber 6,35 mm), voorhanden heeft gehad;
4. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 15 april 2015 te [plaats3] en/of [plaats4] en/of [plaats5] en/of [plaats1] en/of [plaats6] en/of op een of meerdere ander(e) plaatsen in de provincie Friesland en/of (elders) in Nederland, (naar aanleiding van een ripdeal met betrekking tot een hennepplantage, althans het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een bij/van/door die [naam1] in gebruik zijnde/gehuurde bedrijfsruimte) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam1] te dwingen
- tot de afgifte van geld (80.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld en/of
- tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het noemen van de na(a)m(en) van de perso(o)n(en) die betrokken waren geweest de/een ripdeal, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) in voornoemde periode
- die [naam1] dwingend heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij niet naar de politie moest gaan, omdat hij anders ernstige problemen zou krijgen en dat hij verantwoordelijk werd gesteld voor de geripte partij hennep die een waarde van 80.000 euro had en/of
- in een (personen)auto die [naam1] onder druk gezet te vertellen wie de partij had geript en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat wanneer hij dat niet deed, hij 80.000 euro moest betalen en anders wel voor de trein kon springen en/of dat dat ze hem anders dood zouden schieten en/of
- die [naam1] naar de wijk [wijk] in [plaats3] heeft doen of laten rijden en/of
- een andere persoon aldaar (achter) in het voertuig doen of laten plaats nemen en/of
- die [naam1] in die auto (met kracht) aan zijn kraag/kleding getrokken en/of in die (personen)auto die [naam1] voortdurend bevraagd over het rippen van de hennepplantage en/of
- ( te [plaats4] ) die [naam1] heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat ze hem niet langer uit de wind konden houden en/of dat de [naam2] naar hem op zoek waren, omdat de partij hennep van hun was en/of dat die [naam1] moest vertellen waar de partij hennep was gebleven, anders zou hem wat overkomen en/of
- die [naam1] meermalen, althans eenmaal, op de grond gegooid en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 80.000 euro moest betalen en/of
- ( te [plaats5] ) bij de woning van die [naam1] is langs gegaan en die [naam1] een ultimatum gesteld en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 15 april voor 19.00 uur 80.000 euro moest betalen en dat hij er anders niet goed afkwam en dat hij het met [naam3] met wapens moest uitvechten in een bos en/of
- daarbij zichtbaar een wapen in zijn broekzak gedragen en/of
- die [naam1] telefonisch heeft benaderd en laten meeluisteren met een bedreiging van een persoon ( [naam3] ), waarbij die persoon de woorden werd toegevoegd: "Je hebt een pistool op je kop en beken het nu maar, ik heb hier geen zin in, vertel nou maar waar het is." en/of
- die [naam1] (later) heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat [naam3] door één lid van de [naam2] met de voornaam [naam4] was bedreigd en dat [naam4] [naam3] een pistool op het hoofd had gezet om er op die manier achter te komen waar de partij hennep was gebleven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 15 april 2015 te [plaats3] en/of [plaats4] en/of [plaats5] en/of [plaats1] en/of [plaats6] en/of op een of meerdere ander(e) plaatsen in de provincie Friesland en/of (elders) in Nederland, (naar aanleiding van een ripdeal met betrekking tot een hennepplantage, althans het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een bij/van/door die [naam1] in gebruik zijnde/gehuurde bedrijfsruimte) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam1] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam1] , die [naam1] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten
- tot de afgifte van geld (80.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld en/of
- tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het noemen van de na(a)m(en) van de perso(o)n(en) die betrokken waren geweest de/een ripdeal, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) in voornoemde periode
- die [naam1] dwingend heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij niet naar de politie moest gaan, omdat hij anders ernstige problemen zou krijgen en dat hij verantwoordelijk werd gesteld voor de geripte partij hennep die een waarde van 80.000 euro had en/of
- in een (personen)auto die [naam1] onder druk heeft gezet te vertellen wie de partij had geript en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat wanneer hij dat niet deed, hij 80.000 euro moest betalen en anders wel voor de trein kon springen en/of dat dat ze hem anders dood zouden schieten en/of
- die [naam1] naar de wijk [wijk] in [plaats3] heeft doen of laten rijden en/of
- een andere persoon aldaar (achter) in het voertuig heeft doen of laten plaats nemen en/of
- die [naam1] in die auto (met kracht) aan zijn kraag/kleding getrokken en/of in die (personen)auto die [naam1] voortdurend bevraagd over het rippen van de hennepplantage en/of
- ( te [plaats4] ) die [naam1] heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat ze hem niet langer uit de wind konden houden en/of dat de [naam2] naar hem op zoek waren, omdat de partij hennep van hun was en/of dat die [naam1] moest vertellen waar de partij hennep was gebleven, anders zou hem wat overkomen en/of
- die [naam1] meermalen, althans eenmaal, op de grond heeft gegooid en/of tegen het lichaam geschopt en/of geslagen en/of medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 80.000 euro moest betalen en/of
- ( te [plaats5] ) bij de woning van die [naam1] is langs gegaan en die [naam1] een ultimatum gesteld en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 15 april voor 19.00 uur 80.000 euro moest betalen en dat hij er anders niet goed afkwam en dat hij het met [naam3] met wapens moest uitvechten in een bos en/of
- daarbij zichtbaar een wapen in zijn broekzak heeft gedragen en/of
- die [naam1] telefonisch heeft benaderd en laten meeluisteren met een bedreiging van een persoon ( [naam3] ), waarbij die persoon de woorden wordt toegevoegd: "Je hebt een pistool op je kop en beken het nu maar, ik heb hier geen zin in, vertel nou maar waar het is." en/of
- die [naam1] (later) heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat [naam3] door één lid van de [naam2] met de voornaam [naam4] was bedreigd en dat [naam4] [naam3] een pistool op het hoofd had gezet om er op die manier achter te komen waar de partij hennep was gebleven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 15 april 2015, in elk geval in het jaar 2015, te [plaats6] en/of [plaats3] en/of [plaats4] en/of [plaats1] en/of elders in de provincie Friesland/Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A.
[naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte tezamen en in vereniging zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk dreigend (naar aanleiding van een ripdeal met betrekking tot een hennepplantage, althans het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een bij/van/door die [naam1] in gebruik zijnde/gehuurde bedrijfsruimte)
- die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij niet naar de politie moest gaan, omdat hij dan ernstige problemen zou krijgen en/of
- in een (personen)auto die [naam1] onder druk gezet te vertellen wie de partij had geript en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat wanneer hij dat niet deed, hij 80.000 euro moest betalen en anders wel voor de trein kon springen en/of dat dat ze hem anders dood zouden schieten en/of
- ( te [plaats4] ) die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat ze hem niet langer uit de wind konden houden en/of dat de [naam2] naar hem op zoek waren, omdat de partij hennep van hun was en/of dat die [naam1] moest vertellen waar de partij hennep was gebleven, anders zou hem wat overkomen en/of
- ( te [plaats5] ) bij de woning van die [naam1] langs gegaan en die [naam1] een ultimatum gesteld en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 15 april voor 19.00 uur 80.000 euro moest betalen en dat hij er anders niet goed afkwam en dat hij het met [naam3] met wapens moest uitvechten in een bos en/of
- daarbij zichtbaar een wapen in zijn broekzak gedragen en/of
- die [naam1] telefonisch benaderd en laten meeluisteren met een bedreiging van een persoon ( [naam3] ), waarbij die persoon de woorden werd toegevoegd: "Je hebt een pistool op je kop en beken het nu maar, ik heb hier geen zin in, vertel nou maar waar het is." en/of
- die [naam1] (later) medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat [naam3] door één lid van de [naam2] met de voornaam [naam4] was bedreigd en dat [naam4] [naam3] een pistool op het hoofd had gezet om er op die manier achter te komen waar de partij hennep was gebleven, en/of
B.
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte tezamen en in vereniging zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk dreigend (naar aanleiding van een ripdeal met betrekking tot een hennepplantage, althans het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een bij/van/door die [naam1] in gebruik zijnde/gehuurde bedrijfsruimte)
- die [naam3] (de woorden) medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 80.000 euro op zijn hoofd had staan en dat hij het huis niet meer uit hoefde te gaan en/of
- die [naam3] de woorden toegevoegd: "Ik laat je niet met rust, met of zonder politie.", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 5B tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte van de onder 4 primair, 4 subsidiair en 5A tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in de procedure in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder 1, 4 primair, 4 subsidiair, 5A en 5B tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman - kort samengevat - primair aangevoerd dat het wettige bewijs ontbreekt en subsidiair aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt. De verklaringen van aangever [naam1] en aangever [naam3] moeten als onbetrouwbaar worden aangemerkt gelet op de tegenstrijdigheden en wisselende verklaringen in het geval van [naam1] en de strijdigheid met de inhoud van een tapgesprek en de verklaring van getuige [getuige1] in het geval van [naam3] , aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een goede verklaring heeft voor de contacten die er zijn geweest tussen [naam3] en [naam1] en verdachte en de medeverdachten nu verdachte door medeverdachte [medeverdachte1] was gevraagd om te bemiddelen tussen [naam1] en [naam3] . Meer subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat het bewijs voor medeplegen ontbreekt ten aanzien van bedreigende bewoordingen die door een medeverdachte zijn geuit. De enkele aanwezigheid van verdachte is in dat verband onvoldoende.
Het onder 2 tenlastegelegde feit is door verdachte erkend.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van de onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde feiten worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog als volgt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [naam1]
heeft meerdere verklaringen afgelegd bij de politie. Zijn verklaringen zien op een gedetailleerde beschrijving van een serie gebeurtenissen in de periode vanaf 11 april tot en met 15 april 2015. Die gebeurtenissen betreffen vele contacten via telefoon en 'social media' maar ook fysieke contacten tussen [naam1] en verdachte en medeverdachten. Op zichzelf is het juist dat de opvolgende verklaringen van [naam1] op bepaalde detailonderdelen andersluidend zijn en incongruenties bevatten. Dit betreft met name de volgorde waarin de vele gebeurtenissen zich hebben afgespeeld en bepaalde details die op nuance verschillen. Dit maakt echter nog niet dat al zijn verklaringen als vals of onbetrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven. In de kern heeft aangever consistent verklaard waar het gaat om het door hem ervaren dreigend handelen van verdachte en medeverdachten na ontdekking van de hennepkwekerij jegens hem en [naam3] . Delen van zijn verklaring worden bevestigd door - en vinden verankering in - andere bewijsmiddelen, waarop het hof hierna nog concreter zal ingaan. Het hof ziet geen zodanige inconsistenties tussen de verklaringen die aangever op verschillende momenten heeft afgelegd dat zou moeten worden geconcludeerd dat dit afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen in hun totaliteit. Het hof acht de verklaringen van aangever dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
In de kern komen de verklaringen van [naam1] , voor zover relevant, neer op het volgende.
Op 11 april 2015 is in een ruimte in de door [naam1] gehuurde loods aan de [adres] te [plaats1] , alwaar hij een broodjeszaak exploiteerde, een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij was die nacht ervoor geript. [naam1] werd hiervoor door de eigenaren van de hennepkwekerij, te weten verdachte, medeverdachte [medeverdachte1] en medeverdachte [medeverdachte2] , verantwoordelijk gehouden. Hij werd onder druk gezet en bedreigd. Hij moest vertellen wie de hennep had geript of anders 80.000 euro betalen. Als hij dat niet deed, kon hij wel voor de trein springen of anders zou hij worden doodgeschoten. [naam1] heeft toen de naam van [naam3] genoemd als degene die mogelijk de hennep had geript. [naam1] had namelijk aan [naam3] verteld dat er een hennepkwekerij in de door hem gehuurde loods zat en ook verteld wanneer de volgende oogst zou plaatsvinden. Ook zou [naam1] de hennepkwekerij aan [naam3] hebben laten zien.
Verdachte en de medeverdachten hebben vervolgens [naam3] beschuldigd van het rippen van de hennep en hem bedreigd. [naam3] ontkende dat hij de hennepkwekerij had geript. [naam1] zag op dinsdagavond 14 april 2015 een wapen bij verdachte nadat verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] onverwacht voor zijn deur stonden. Er werd toen een ultimatum gesteld: [naam1] moest op woensdag 15 april 2015 voor 19:00 uur 80.000 euro betalen anders kwam hij er niet goed vanaf. Hij zou dan samen met [naam3] naar een bos gebracht worden en dan moest hij het maar met [naam3] uitvechten met wapens. Hij is toen zo erg geschrokken dat hij naar zijn vader is toegegaan en op diens dringend advies de politie heeft gebeld om aangifte te doen.
De verklaringen van [naam1] vinden niet alleen bevestiging in de historische verkeersgegevens van verschillende telefoonnummers in gebruik bij [naam1] , [naam3] en de verdachten, maar ook in de verklaringen van [naam3] , [naam1] toenmalige vriend [naam5] en zijn vader [naam6] .
Zo vindt de verklaring van [naam1] dat hij op zaterdag 11 april 2015 naar de wijk [wijk] in [plaats3] moest rijden met verdachte en [medeverdachte1] bevestiging in de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte1] waaruit blijkt dat [medeverdachte1] die zaterdagmiddag inderdaad in de wijk [wijk] is geweest.
Ook heeft [naam1] verklaard dat hij diezelfde dag door [medeverdachte1] is gebeld en dat hij toen op de achtergrond hoorde hoe verdachte - naar hij later hoorde - [naam3] aan het bedreigen was. Dit wordt bevestigd door de historische telefoongegevens waaruit naar voren komt dat [medeverdachte1] op zaterdag 11 april 2015 om 16:28:52 uur met [naam1] heeft gebeld waarbij [medeverdachte1] zich in [plaats6] bevond. Dit tijdstip komt weer overeen met de verklaring van [naam3] dat [naam4] op zaterdag 11 april 2015 omstreeks 16:30 uur bij hem aan de deur kwam, hij direct daarna naar de [naam7] in [plaats6] is gereden en daar verdachte en de medeverdachten trof en door hen is bedreigd.
Voorts heeft [naam1] verklaard dat hij op maandag 13 april 2015 een sms-bericht van [medeverdachte1] kreeg. Dat bericht luidde dat hij om 19:00 uur bij de woning van [medeverdachte1] in [plaats4] moest komen. Ook dit wordt bevestigd door de historische verkeersgegevens. Relevant en opvallend hierbij is dat het initiatief vanuit [medeverdachte1] komt en dat hij aangeeft dat [naam1] alleen moet komen. Dit ondersteunt de gang van zaken zoals beschreven door [naam1] en past veel minder bij de verklaring van verdachte en [medeverdachte1] inhoudende dat het initiatief bij [naam1] lag en dat zij enkel optraden als bemiddelaars tussen [naam1] en [naam3] .
Ook op dinsdag 14 april 2015 is het [medeverdachte1] die contact opneemt met [naam1] (een en ander conform de verklaring van [naam1] ). Wederom wordt gevraagd of [naam1] alleen is. Volgens [naam1] stonden verdachte en [medeverdachte1] kort daarna voor zijn deur en zag hij toen een wapen bij verdachte.
Daarnaast vinden de verklaringen van [naam1] steun in de verklaringen van [naam3] , [naam5] en [naam6] . Zo heeft [naam3] verklaard dat hij zag dat [naam1] doodsbenauwd was toen [naam1] met verdachte en de medeverdachten bij [naam3] voor de deur stond. Ook heeft [naam3] - in wiens aangifte hetzelfde dreigende karakter van het handelen van verdachte en diens medeverdachten naar voren komt - verklaard dat verdachte en [medeverdachte1] hem vertelden dat ze [naam1] hadden aangepakt.
Voor [naam5] en [naam6] geldt inderdaad, zoals de raadsman heeft opgemerkt, dat zij verklaren over wat zij van [naam1] hebben gehoord. Uit hun verklaringen blijkt echter wel dat [naam1] hen in grote lijnen hetzelfde verhaal heeft verteld als hij bij de politie heeft gedaan. Bovendien nam [naam5] waar dat [naam1] geschrokken was en heeft hij een gesprek tussen [naam1] , verdachte en [medeverdachte1] gehoord waarbij hij de toon als “vijandig” omschrijft. [naam6] heeft op zijn beurt verklaard dat hij bij [naam1] paniek in zijn gezicht zag en dat hij erg onrustig was.
Mede gelet op de hierboven beschreven getoonde emotie die voornoemde getuigen hebben waargenomen, komen de verklaringen van [naam1] geloofwaardig en authentiek over. Het hof acht in dit verband ook nog relevant dat [naam1] in zijn verklaringen ook zichzelf belast als het gaat om zijn rol bij de hennepkwekerij.
De raadsman heeft nog gewezen op de verklaring van [naam1] dat hij zaterdag 11 april 2015 medeverdachte [medeverdachte1] zou hebben gebeld en dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte1] en die donkere man (naar later is gebleken medeverdachte [medeverdachte2] ) daarna bij hem in de broodjeszaak zijn geweest. Deze verklaring is strijdig met de historische verkeersgegevens en volgens de raadsman maakt dit de verklaring van [naam1] apert onjuist.
Het hof verwerpt dit verweer van de raadsman omdat uit het vervolg van voornoemde verklaring van [naam1] overduidelijk blijkt dat hetgeen [naam1] beschrijft al eerder dan op 11 april 2015 heeft plaatsgevonden. Er is dus sprake van ófwel een vergissing van [naam1] over de datum ófwel een onjuiste weergave van [naam1] verklaring door de politie. Immers heeft [naam1] verklaard dat hij tijdens die ontmoeting heeft gezegd dat hij wilde dat ze het spul (
het hof begrijpt: de hennepplanten) zouden weghalen uit de loods. Aangezien de hennepkwekerij al geript was op 11 april 2015 kan [naam1] het niet over die dag hebben gehad. Uit de rest van de verklaring blijkt voorts dat [naam1] een min of meer chronologisch verhaal vertelt. Na de door de raadsman aangehaalde passage vertelt [naam1] dat in oktober of november 2014 de oogst klaar was. Hieruit kan eveneens worden afgeleid dat de ontmoeting in de loods, waarvan [naam1] rept, ruimschoots daarvoor en dus vóór 11 april 2015 heeft plaatsgehad.
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [naam3]
heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte1] op zaterdag 11 april 2015 bij hem voor de deur stonden en hem beschuldigden van het rippen van hennep. [naam3] ontkende de hennepkwekerij te hebben geript. Daarna kwam [naam4] aan de deur. Die zei dat verdachte en [medeverdachte1] met hem wilden praten bij de [naam7] . [naam3] is toen naar de [naam7] gereden. Daar stapten verdachte, [medeverdachte1] en een donkere man in zijn auto. De donkere man zei: “Rijden!” Toen [naam3] dat weigerde sloeg de donkere man hem van achteren in zijn gezicht en voelde hij ook nog een klap. [naam3] wilde uitstappen maar de donkere man hield hem tegen. [naam3] heeft toen meerdere keren “Help” geschreeuwd en op de toeter van zijn auto gedrukt. [medeverdachte1] gooide de contactsleutel van [naam3] weg. De mannen zijn toen uitgestapt. Later kwamen verdachte en [medeverdachte1] met [naam1] bij [naam3] aan de deur. Het ging toen over of hij [naam1] bedreigd had. Op maandag 13 april 2015 rond 20:30 uur liet [naam3] de hond uit. Toen hij bijna thuis was, stonden verdachte en [medeverdachte1] voor hem. Ze dachten dat hij de hennep geript had. Eén van hen zei: “Je hebt 80.000 euro op je hoofd staan” en “Je hoeft niet meer je huis uit te gaan.” Verdachte zei dat hij nog een keer terug zou komen. [naam3] voelde zich door de mannen bedreigd, helemaal na het gebeuren bij de [naam7] . Hierna heeft [naam3] nog een sms-bericht gestuurd aan verdachte om te vragen wanneer hij weer zou komen.
Het hof acht de verklaring van [naam3] eveneens betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. [naam3] verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige1] . Zij verklaart - onder meer - dat [naam3] bang was en dat hij die zaterdag iets rood was in zijn gezicht. [naam3] heeft ook aan [naam8] verteld wat er was gebeurd. [naam3] is in zijn verklaringen tegenover de politie, [getuige1] en [naam8] consequent over de bedreiging. Voorts blijkt uit de historische verkeersgegevens dat [naam3] en verdachte inderdaad contact hebben gehad via sms op maandag 13 april 2015.
De raadsman van verdachte heeft nog gewezen op het tapgesprek tussen [naam3] en NN-man 2 op pagina 93 van het dossier. [naam3] zegt in dat tapgesprek dat verdachte hem niet heeft bedreigd. De raadsman concludeert op basis hiervan dat [naam3] een valse aangifte jegens verdachte heeft gedaan.
Het hof verwerpt dit verweer. De inhoud van het tapgesprek staat haaks op de inhoud van meerdere verklaringen die [naam3] tegenover de politie heeft afgelegd. In het getapte gesprek zegt [naam3] ook dat hij niets uit zichzelf heeft losgelaten. Uit de verklaring van [naam3] blijkt echter het tegenovergestelde: nadat verbalisanten [naam3] foto’s laten zien van verdachte en [medeverdachte1] verklaart [naam3] spontaan dat zij hem hebben gekidnapt en dat hij bang is. Bovendien verklaart [naam3] op 28 mei 2015 bij de politie dat hij doodsbenauwd is voor die drie die hem bedreigd hebben. Gelet hierop concludeert het hof dat [naam3] door alle drie verdachten, waaronder verdachte, is bedreigd. De stelling van de raadsman dat [naam3] in het getapte gesprek de waarheid sprak is bovendien slechts een op zichzelf staande stelling die niet nader is onderbouwd.
Medeplegen van de bedreigingen en poging afpersing
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verschillende bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde bedreigingen en de poging afpersing van [naam1] af dat verdachte niet enkel aanwezig was toen de druk werd uitgeoefend en bedreigingen werden geuit maar dat hij ook een actieve rol had. Verdachte was aanwezig bij diverse ontmoetingen, voerde het woord en droeg zichtbaar een wapen. Aldus is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Betrokkenheid verdachte bij de hennepkwekerij
Het hof acht bewezen dat verdachte één van de eigenaren was van de hennepkwekerij. Het hof baseert deze bewezenverklaring op de verklaring van [naam1] , dat onder andere verdachte eigenaar was van de hennepkwekerij, de verklaring van [naam3] dat ze (
het hof begrijpt: verdachte, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] )hun wiet terug wilden en de verklaring van getuige [getuige2] dat [medeverdachte1] hem heeft verteld dat hij samen met [naam1] en nog een paar anderen een wietkwekerij had gehad en dat die wietkwekerij was geript.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 primair, 5A en 5B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 15 april 2015 te [plaats1] , meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld, telkens in een pand gelegen aan of bij de [adres] , een hoeveelheid hennepplanten, telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 15 april 2015 te of bij [plaats2] , in een personenauto een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk [merk1] , model 45, kaliber 6,35 mm, en munitie van categorie III, te weten 5 scherpe) Centraalvuur kogelpatronen van het merk [merk2] , kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad;
4.
primair
hij in de periode 1 april 2015 tot en met 15 april 2015 in Nederland, naar aanleiding van het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een door die [naam1] gehuurde bedrijfsruimte ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam1] te dwingen
- tot de afgifte van geld (80.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] , en/of
- tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het noemen van de na(a)m(en) van de perso(o)n(en) die betrokken waren geweest bij het rippen,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) in voornoemde periode
- die [naam1] onder druk heeft gezet te vertellen wie de partij had geript en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat wanneer hij dat niet deed, hij 80.000 euro moest betalen en anders wel voor de trein kon springen en dat ze hem anders dood zouden schieten en
- die [naam1] naar de wijk [wijk] in [plaats3] heeft doen of laten rijden en
- een andere persoon aldaar (achter) in het voertuig doen of laten plaats nemen en
- die [naam1] in die auto (met kracht) aan zijn kraag/kleding heeft getrokken en in die personenauto die [naam1] voortdurend bevraagd over het rippen van de hennepplantage en
- bij de woning van die [naam1] is langs gegaan en die [naam1] een ultimatum heeft gesteld en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 15 april voor 19.00 uur 80.000 euro moest betalen en dat hij er anders niet goed afkwam en dat hij het met [naam3] met wapens moest uitvechten in een bos en
- daarbij zichtbaar een wapen heeft gedragen en
- die [naam1] telefonisch benaderd en laten meeluisteren met een bedreiging van een persoon ( [naam3] ),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de periode 1 april 2015 tot en met 15 april 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
A.
[naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging zijn mededaders, opzettelijk dreigend, naar aanleiding van het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een door die [naam1] gehuurde bedrijfsruimte
- die [naam1] onder druk gezet te vertellen wie de partij had geript en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat wanneer hij dat niet deed, hij 80.000 euro moest betalen en anders wel voor de trein kon springen en dat ze hem anders dood zouden schieten en
- die [naam1] een ultimatum gesteld en die [naam1] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 15 april voor 19.00 uur 80.000 euro moest betalen en dat hij er anders niet goed afkwam en dat hij het met [naam3] met wapens moest uitvechten in een bos
- daarbij zichtbaar een wapen heeft gedragen
en
[naam3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging zijn mededaders, opzettelijk dreigend, naar aanleiding van het zogenoemd rippen van een hennepplantage, aanwezig in een door die [naam1] gehuurde bedrijfsruimte, die [naam3] (de woorden) medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat hij 80.000 euro op zijn hoofd had staan en dat hij het huis niet meer uit hoefde te gaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 5A bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 5B bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich - samen met anderen - binnen een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, bedreigingen, het telen van hennep en verboden wapenbezit. Aangevers [naam1] en [naam3] zijn ernstig onder druk gezet in een poging hen te laten vertellen wie verantwoordelijk was voor het rippen van de door verdachte samen met anderen gerunde hennepkwekerij dan wel hen de (kennelijke) waarde van de geripte hennep, te weten 80.000 euro, te laten betalen. Feiten als het onderhavige maken een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid en kunnen daardoor een grote impact hebben op het leven van een slachtoffer. Uit de aangiften van [naam1] en [naam3] blijkt ook dat zij zeer angstig zijn geweest. Voor dergelijke feiten, die voor zowel de direct betrokkene als de samenleving schokkend zijn, kan (in beginsel) uitsluitend oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde zijn.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2021 blijkt dat verdachte zich eerder heeft schuldig gemaakt aan - onder meer - bedreiging en overtreding van de Opiumwet en onherroepelijk tot straf is veroordeeld. Dit weegt het hof in zijn nadeel in de strafoplegging mee.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep in aanzienlijke mate, te weten met ruim 3 jaren, is overschreden en dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De op de inleidende dagvaarding ad informandum gevoegde strafbare feiten 7 en 8 zijn door verdachte erkend en dienen thans, als meegewogen in na te melden straf, als afgedaan te worden beschouwd.
Zonder schending van de redelijke termijn zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, zoals opgelegd door de rechtbank, naar het oordeel van het hof passend en geboden zijn. Maar gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn in de fase van hoger beroep, en mede gelet op de omstandigheid dat verdachte niet opnieuw voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, zal het hof hiervan een groot gedeelte, te weten 18 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als een stevige stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 63, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3A en 3B tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 primair, 5A en 5B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 primair, 5A en 5B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 25 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F. van der Maden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.