Uitspraak
1.Beter Lopen B.V.,
2. Manderijn B.V.,
Beter Lopen c.s.,
de curator,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair Beter Lopen, Manderijn en Geurts(hierna
:Beter Lopen c.s.) hoofdelijk te veroordelen in het tekort van het faillissement van zowel Shoes Online als Schoenwinkels op grond van artikel 2:248 BW en tot betaling van een voorschot van € 100.000,- op elk van die tekorten,
subsidiairBeter Lopen c.s. als (middellijk) bestuurders op grond van onbehoorlijke taakvervulling en/of onrechtmatig handelen ingevolge artikel 2:9 BW en/of 6:162 BW in het faillissement van Schoenwinkels hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding van in totaal € 275.431,99 en een voorschot op de schade van
€ 100.000,-, en in het faillissement van Shoes Online tot het betalen van schadevergoeding van € 43.711,09 [1] met bepaling dat de overige schade dient te worden opgemaakt bij staat en
meer subsidiairin het faillissement van Schoenwinkels de rechtshandeling waarbij de voorraad van Schoenwinkels is overgedragen aan Beter Lopen te vernietigen op grond van artikel 42 Fw, en/of op grond van artikel 2:247 BW en/of te verklaren voor recht dat de verrekening niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en Beter Lopen te veroordelen tot betaling van € 175.876,34 welk bedrag wordt gemaximeerd op het tekort in het faillissement en tot een voorschot van € 100.000,- alsmede Beter Lopen c.s. te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, de beslagkosten en de proceskosten.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief Ihebben Beter Lopen c.s. geen belang meer omdat het hof de feiten zelf opnieuw en met inachtneming van die grief heeft vastgesteld.
de activa/passiva transactie) en de verkoop van de restant voorraad door Schoenwinkels aan Beter Lopen voor € 175.876,- onder verrekening van de schuld aan
de verkoop van de voorraad). Het verwijt dat de curator in het faillissement van Shoes Online aan zijn verschillende rechtsvorderingen ten grondslag legt, is dat de winkelruimte in Apeldoorn aan Voetwinkel in gebruik is gegeven zonder dat daarvoor een vergoeding is gevraagd. Verder heeft de curator aangevoerd dat over de balanspost actief “Goodwill” niets is terug te vinden in de administratie. Beter Lopen c.s. hebben, omdat de post Goodwill een substantieel deel uitmaakt van het balanstotaal, hun boekhoudkundige taak ex artikel 2:10 onvoldoende vervuld.
endat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
“dan ook voorzienbaar [was] dat de belangrijkste inkomstenstroom op korte termijn zou wegvallen”. Verder heeft Schoenwinkels als gevolg van het dispuut met ZGT haar huurbetalingen aan ZGT opgeschort waardoor ZGT een ontruimingsprocedure is gestart. Hierover merkt de curator in de dagvaarding in eerste aanleg op
“(…) was er volgens de curator sprake van een ‘dubbele’ bedreiging; (i) geen doorverwijzingen meer hetgeen een aanzienlijke omzetdaling tot gevolg had en (ii) mogelijk op korte termijn geen winkellocaties meer hetgeen exploitatie feitelijk onmogelijk maakte.”Gelet op de gemotiveerde betwisting van Beter Lopen c.s. dat de verweten gedragingen, de activa / passiva overdracht en de verkoop van de voorraad, tot het faillissement hebben geleid en de erkenning van de curator dat door de beëindiging van de samenwerking door ZGT een belangrijke inkomensstroom zou wegvallen en dat door de in het verlengde daarvan ontstane huurconflict de exploitatie van twee van de drie winkels van Schoenwinkels feitelijk onmogelijk werd, had het op de weg van de curator gelegen om nader te stellen en te onderbouwen waarom de activa/passiva verkoop en de verkoop van de voorraad een belangrijke oorzaak van het faillissement van Schoenwinkels is geweest. Dit curator heeft dit nagelaten. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet aannemelijk geworden dat de verweten gedragingen, de activa/passiva verkoop en de verkoop van de voorraad, een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Dit betekent dat de vordering op de primaire grondslag niet toewijsbaar is en dat het hof toekomt aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag
Grief VII en VIIIslaagt dan ook.
IX en X) falen (grotendeels).
grieven IV tot en met VI dan ook.Of de overdracht van de activa/passiva om niet heeft plaatsgevonden en de in dat kader door Beter Lopen c.s. geformuleerde
grief II, behoeft gelet op het vorenstaande geen nadere beoordeling. Immers, ook als de overdracht niet om niet heeft plaatsgevonden, zoals Beter Lopen c.s. stelt, is sprake van benadeling van de schuldeisers.
grief III. Dan is er ook nog de kwestie van de verkoop van de voorraad, waarvan
“(…) vestigt Voetwinkel hierbij een stil pandrecht op haar vordering op