ECLI:NL:GHARL:2021:1724

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.279.533
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en mentorschap; geschil over benoeming bewindvoerder en mentor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, waarbij een bewind en mentorschap is ingesteld voor [belanghebbende1], geboren op 22 mei 1928. De verzoekers, die de kinderen van [belanghebbende1] zijn, hebben bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [belanghebbende5] als bewindvoerder en mentor. De kantonrechter had geoordeeld dat [belanghebbende1] als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De verzoekers hebben in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij betogen dat de noodzaak voor onderbewindstelling en mentorschap niet voldoende is aangetoond en dat er geen sprake is van een zodanige verdeeldheid binnen de familie dat een onafhankelijke, externe bewindvoerder en mentor noodzakelijk zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er verdeeldheid bestaat binnen de familie over de zorg voor [belanghebbende1]. De advocaat van [verweerster] heeft aangevoerd dat er voldoende bewijs is voor de noodzaak van bewind en mentorschap, onder andere op basis van neuropsychologisch onderzoek waaruit blijkt dat [belanghebbende1] mogelijk lijdt aan een neurocognitieve stoornis, mogelijk veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer. Het hof heeft de grieven van de verzoekers verworpen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor noodzakelijk is om de belangen van [belanghebbende1] te beschermen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekers de uitvoering van het bewind door [belanghebbende5] hebben bemoeilijkt, wat de noodzaak voor een onafhankelijke partij onderstreept.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.533
(zaaknummers rechtbank Overijssel 8220515 en 8220516)
beschikking van 23 februari 2021
inzake

1.[verzoekster1] ( [verzoekster1] ), wonende te [A] ,

2.
[verzoekster2] ( [verzoekster2] ), wonende te [B] ,
3.
[verzoekster3] ( [verzoekster3] ), wonende te [C] ,
4.
[verzoekster4] ( [verzoekster4] ), wonende te [D] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder ieder afzonderlijk met hun hiervoor tussen haakjes aangegeven roepnaam aangeduid,
en tezamen verder ook te noemen “verzoekers”,
advocaat: mr. A.J. Morsink te Enschede,
en
Stichting [verweerster],
gevestigd te [D] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M.M.A. Jansen te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
thans verblijvende in zorgcentrum [verweerster] te [D] ,
verder te noemen: [belanghebbende1] ,
niet verschenen,
en
[belanghebbende2],
wonende te [E] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
en
[belanghebbende3],
wonende te [F] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] ,
en
[belanghebbende4],
wonende te [D] ,
verder te noemen: [belanghebbende4] ,
en
Stichting [belanghebbende5],
gevestigd te [G] ,
verder te noemen: [belanghebbende5] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede (hierna: de kantonrechter), van
13 maart 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 juni 2020;
- een e-mailbericht van [belanghebbende3] van 29 juli 2020;
- een verweerschrift van [belanghebbende5] met producties;
- een verweerschrift van [verweerster] met producties;
- een brief van mr. Janssen van 6 januari 2021;
- een brief van [belanghebbende5] van 8 januari 2021 met productie;
- een brief van mr. Janssen van 8 januari 202, zowel per telefax als per journaalbericht toegezonden, met als productie spreekaantekeningen;
- een brief van mr. Janssen van 8 januari 2021;
- een brief van mr. Morsink van 8 januari 2021, en
- een journaalbericht van mr. Morsink van 11 januari 2021 met als productie spreekaantekeningen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 januari 2021 plaatsgevonden. In verband met het beleid ten aanzien van het coronavirus heeft het hof van tevoren een beperking gesteld aan het aantal personen dat kan worden toegelaten tot de zittingszaal en partijen en belanghebbenden daarvan, voor zover nodig, op de hoogte gesteld. Ter mondelinge behandeling zijn in persoon verschenen:
- [verzoekster2] , [verzoekster3] en [verzoekster4] , bijgestaan door hun advocaat;
- [H] en [I] , beiden werkzaam bij en namens [belanghebbende5] ;
- [J] en [K] namens [verweerster] , bijgestaan door hun advocaat;
- [belanghebbende2] , en
- [belanghebbende4] .
3. De feiten
[belanghebbende1] is geboren op 22 mei 1928. Zij is de moeder van verzoekers, [belanghebbende2] , [belanghebbende3] en [belanghebbende4] . [belanghebbende1] verblijft sinds 22 augustus 2019 op een verpleeglocatie van [verweerster] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [verweerster] een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [belanghebbende1] , vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, [belanghebbende5] tot bewindvoerder benoemd en een mentorschap ingesteld ten behoeve van [belanghebbende1] met benoeming van [belanghebbende5] tot mentor. Daarbij heeft de kantonrechter voorts bepaald dat de bewindvoerder tevens mentor voor haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van [belanghebbende1] mag brengen.
4.2
Verzoekers zijn met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Verzoekers verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • het verzoek tot onderbewindstelling van [belanghebbende1] en het instellen van een mentorschap ten behoeve van [belanghebbende1] af te wijzen, dan wel
  • [verzoekster2] en [verzoekster3] en al dan niet in combinatie tot mentor respectievelijk bewindvoerder van [belanghebbende1] te benoemen, dan wel
  • om een onafhankelijke en externe partij als zodanig te benoemen.
4.3
[verweerster] voert verweer en verzoekt het beroep van verzoekers ongegrond te verklaren dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
[belanghebbende5] voert eveneens verweer en verzoekt de bestreden beschikking ongewijzigd te laten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Op grond van artikel kan instelling van het bewind onder andere worden verzocht door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen. Op grond van artikel 1:451 lid 2 BW kan instelling van een mentorschap onder andere worden verzocht door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt. Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet langer meer bestaat, het mentorschap opheffen op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.3
Verzoekers stellen - kort gezegd - dat onvoldoende is komen vast te staan dat voor [belanghebbende1] onderbewindstelling en mentorschap noodzakelijk zijn. Het is niet duidelijk waarop de kantonrechter dat oordeel baseert (grief I). Er is geen sprake van een zodanige verdeeldheid binnen de familie dat de benoeming van een onafhankelijke, externe bewindvoerder en mentor de meest passende oplossing is (grief II). Verzoekers hebben daarnaast ernstige bezwaren tegen [belanghebbende5] (grief III). De communicatie met de familie is gebrekkig en [belanghebbende5] vaart haar eigen koers zonder overleg met de familie, aldus verzoekers.
5.4
[verweerster] voert verweer. Zij stelt onder meer dat voldoende is gebleken dat een bewind en mentorschap voor [belanghebbende1] noodzakelijk zijn. Uit een tot twee keer toe uitgevoerd neuropsychologisch onderzoek blijkt dat bij [belanghebbende1] naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een neurocognitieve stoornis, mogelijk veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer. De kinderen van [belanghebbende1] verschillen van inzicht over de inhoud en vorm van de aan hun moeder te verlenen zorg, zodat de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor noodzakelijk is.
5.5
[belanghebbende5] voert ook verweer en stelt dat wel sprake is van een noodzaak tot een bewind en mentorschap. [belanghebbende5] overlegt ter onderbouwing van de geestelijke toestand van [belanghebbende1] een indicatiebesluit van het CIZ van 20 maart 2020 alsmede een besluit tot opname en verblijf op grond van artikel 21 Wet zorg en dwang van 27 mei 2020. Uit het indicatiebesluit blijkt dat het CIZ heeft besloten dat [belanghebbende1] voor onbepaalde tijd recht heeft op 24-uurszorg bestaande uit beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Ten aanzien van [belanghebbende1] bestaat op meerdere gebieden verdeeldheid onder de familieleden en de samenwerking wordt door verzoekers belemmerd, aldus [belanghebbende5] .
5.6
Met de kantonrechter en op dezelfde gronden als de kantonrechter, welke gronden het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat bewind en mentorschap voor [belanghebbende1] noodzakelijk zijn en dat een onafhankelijke, externe partij dient te worden benoemd om de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [belanghebbende1] te behartigen. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
5.7
Voldoende is komen vast te staan dat bij [belanghebbende1] sprake is van een lichamelijke en geestelijke toestand die een bewind en mentorschap noodzakelijk maken. Dit blijkt onder andere uit het verslag neuropsychologisch onderzoek (NPO) van 4 februari 2020. Daarin wordt geconcludeerd dat bij [belanghebbende1] sprake is van een uitgebreide neurocognitieve stoornis, mogelijk door de ziekte van Alzheimer, met vasculaire kenmerken (oud infarct). Volgens dit onderzoek komt het resultaat overeen met het resultaat van het NPO dat in september 2019 al werd afgenomen. Voormelde lichamelijke en geestelijke toestand blijkt eveneens uit de brief van het CIZ van 20 maart 2020 waarin aan [belanghebbende1] een indicatie wordt afgegeven voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg en het besluit tot opname en verblijf op grond van artikel 21 Wet zorg en dwang van 27 mei 2020.
5.8
Gelet op de verdeeldheid binnen de familie is het hof van oordeel dat benoeming van een onafhankelijk bewindvoerder en mentor noodzakelijk is. Het hof ziet geen aanleiding om een andere bewindvoerder en mentor dan [belanghebbende5] te benoemen. Daartoe overweegt het hof dat [belanghebbende5] alles in het werk heeft gesteld om in overleg met de familie tot een goede uitvoering van het bewind (en mentorschap) te komen. Ook ter mondelinge behandeling heeft [belanghebbende5] zich bereid getoond om met de familie in contact te komen. [belanghebbende5] is door verzoekers echter tegengewerkt in de uitvoering van het bewind: zo hebben verzoekers na de benoeming van [belanghebbende5] tot bewindvoerder en mentor in maart 2020 geweigerd om de bankgegevens (afschriften, pasjes) en het identiteitsbewijs van [belanghebbende1] aan [belanghebbende5] af te geven. Die weigering heeft het [belanghebbende5] feitelijk onmogelijk gemaakt een aanvang te maken met de behartiging van [belanghebbende1] vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen. Eerst onlangs is op instigatie van [belanghebbende5] voor [belanghebbende1] een nieuw identiteitsbewijs afgegeven waarna [belanghebbende5] de “bankzaken” kon gaan regelen en inzage heeft kunnen nemen in de bankafschriften. Uit het door [belanghebbende5] bij de brief van 8 januari 2020 overgelegde overzicht blijkt dat - na aanvang van het bewind - zonder toestemming van de bewindvoerder grote bedragen aan de bankrekening van [belanghebbende1] zijn onttrokken. [verzoekster2] heeft ter mondelinge behandeling erkend dat zij dit heeft gedaan. Daarnaast hebben verzoekers zonder toestemming van de bewindvoerder de huur van de woning van [belanghebbende1] opgezegd, nadat zij eerder hadden geweigerd de sleutels van de woning van [belanghebbende1] aan [belanghebbende5] af te geven. Verder zijn verzoekers zonder toestemming van de [belanghebbende5] overgegaan tot verdeling van de (in)boedel van [belanghebbende1] .
De hiervoor omschreven opstelling en het handelen van verzoekers, zoals dit ook naar voren is gekomen ter mondelinge behandeling in hoger beroep, bevestigen - in het belang van [belanghebbende1] - de benoeming van een onafhankelijk bewindvoerder en mentor.
5.9
Dat [belanghebbende5] niet geschikt is als bewindvoerder en mentor is het hof niet gebleken.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 13 maart 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, als voorzitter, E.B. Knottnerus en H. van Loo, bijgestaan door de griffier, en is op 23 februari 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.