Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Kern van de zaak en de beslissing
€ 8.500. Hierna legt het hof zijn beslissing uit. Eerst vermeldt het hof nog wat er in de procedure in hoger beroep is gebeurd.
2.Het procesverloop tot nu toe
3.De beoordeling van het hoger beroep
9 te verschijnen bij de kantonrechter. [appellant] heeft zich via zijn advocaat op 9 april 2019 bij de kantonrechter gemeld en uitstel gevraagd om te antwoorden. Dat heeft hij gekregen tot 15 mei 2019. Op die datum heeft [appellant] het verweer gevoerd dat de dagvaarding nietig was omdat de datum voor verschijning die vermeld staat in de dagvaarding (17 april 20
9) al voorbij was op het moment van dagvaarden. Verder had hij begrepen dat die dagvaarding niet op tijd was ingeschreven bij de rechtbank.
9 (wat tot een nietige dagvaarding leidt). Op grond van artikel 122 lid 1 Rv (dat gaat over het verwerpen van het beroep op nietigheid wanneer de gedaagde verschijnt) heeft de kantonrechter dus terecht geoordeeld dat [appellant] niet benadeeld is door de nietige dagvaarding. De hersteldagvaarding van 29 april 2009 brengt geen verandering in het voorgaande. Overeind blijft dat [appellant] op 15 mei 2009 (de datum die ook in de hersteldagvaarding werd genoemd) naast zijn incidentele conclusie ook zijn conclusie van antwoord had moeten nemen. Zijn recht om dat alsnog te doen was vervallen.
8 juni 2015 heeft geïnspecteerd en herstel heeft aangeboden omdat hij vond dat het zo niet goed was. Dat [appellant] het herstel alleen “uit coulance” heeft aangeboden blijkt niet en heeft [geïntimeerde] ook niet hoeven te begrijpen. Het hof verwijst naar de mededelingen van [appellant] in zijn mail van 6 mei 2016 en de sms-berichten die zonder voorbehoud zijn gedaan. Als onvoldoende weersproken neemt het hof dan ook aan dat [appellant] is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht omdat [geïntimeerde] niet de zwembadvloer heeft gekregen die hij mocht verwachten. Ook los van de erkenning van [appellant] dat herstel nodig was, vindt het hof dat verwacht mag worden dat een zwembadvloer niet zacht en bobbelig aanvoelt. Dit alles betekent dat [appellant] het werk ondeugdelijk heeft uitgevoerd en daarvoor (op grond van artikel 7:760 BW) aansprakelijk is.