Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellanten] ,
1.De procedure bij de rechtbank
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.De procedure in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Omdat meer dan een half jaar de zorgpremie voor [de dochter] niet (tijdig) werd betaald, is beslag gelegd op de Wajong-uitkering van [de dochter] . Verder houdt het CAK sinds 14 juli 2020 € 141,50 per maand aan bestuursrechtelijke zorgpremie in op deze uitkering.
Op 20 augustus 2020 is ook voor [de dochter] beschermingsbewind ingesteld.
3.2 Aan het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellanten] heeft de bewindvoerder ten grondslag gelegd een brief van 23 januari 2020 van GGN gericht aan [de dochter] waarin werd medegedeeld dat zij een bedrag van
€ 37.157,11 aan Zilveren Kruis moest terugbetalen inzake verstrekt pgb. [appellanten] hebben niet gereageerd op de verzoeken van de bewindvoerder om duidelijkheid te verstrekken over de vordering van Zilveren Kruis en het risico dat die vordering op hen zou kunnen worden verhaald.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank mede op grond van nadien verstrekte nieuwe informatie de schuldsaneringsregeling van [appellanten] tussentijds beëindigd.
Kort samengevat verwijt de rechtbank [appellanten] dat zij gelden die aan [de dochter] toekwamen voor zichzelf hebben gebruikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat (i.) zij hun dochter [de dochter] en hun eigen schuldeisers in ernstige mate hebben benadeeld, (ii.) zij een nieuwe schuld aan [de dochter] hebben laten ontstaan en (iii.) zij hun informatieplicht in ernstige mate hebben geschonden.
Op grond van het voorgaande acht het hof het aannemelijk dat [appellanten] verplicht zijn een substantieel deel van de niet-verantwoorde uitgaven en mogelijk ook de door hun toedoen ontstane schuld aan Menzis aan [de dochter] te compenseren. Dat brengt mee dat in hun schuldsaneringsregeling een nieuwe, bovenmatige en ernstig verwijtbare schuld aan [de dochter] is ontstaan.