Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de naamloze vennootschapING Bank N.V.,gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. T.J.P. Jager,
2.de Erven van [B] ,geïntimeerden,
hierna: de Erven [B] .
1.1. De procedure bij de rechtbank
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.De procedure in hoger beroep
16 december 2020 te bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding.
Uit de bij de brief van 11 februari 2021 gevoegde bijlagen blijkt dat [appellante] het door de rechtbank aangehouden WSNP-verzoek heeft ingetrokken.
- [appellante] , samen met haar zoon [E] , bijgestaan door mr. Vermeul;
- [F] , tolk in de Turkse taal;
- mr. D.J. Posthuma, namens ING;
- [C] , mede namens [G] , en
- de huidige beschermingsbewindvoerder van [appellante] , [H] .
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Naar [appellante] ter zitting heeft verklaard, is bij een op 30 november 2016 gegeven beschikking voorlopige voorzieningen het huurrecht van de voormalige gezamenlijke woning aan [I] toegewezen. Daardoor kwamen zij en haar dochter op straat te staan en hebben zij op verschillende adressen verbleven, waaronder dat van haar zoon.
Bij beschikking van 27 november 2018 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken tussen [appellante] en [I] . Deze beschikking is op 15 januari 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Sinds maart 2019 beschikken [appellante] en haar dochter over zelfstandige woonruimte. [appellante] ontvangt een uitkering ingevolge de Participatiewet.
staat onder behandeling van Indigo Midden Nederland. In het op 12 februari 2021 aan het hof toegezonden behandelplan van Indigo komt naar voren dat [appellante] een matig depressieve stoornis en een angststoornis heeft, waarvoor zij een behandeltraject zal gaan volgen.
€ 1.006,08 per maand en een op € 1.150,99 berekend vrij te laten bedrag per maand. Aldus is sprake van een minimale afloscapaciteit van € 53 per maand. Op basis hiervan wordt een saneringskrediet verstrekt van maximaal € 2.624,63 netto. De schuldhulpverlening berekent verder geen kosten. Na een minnelijke schuldenregeling is € 1.908 beschikbaar voor de schuldeisers; na een eventuele wettelijke schuldsaneringsregeling is volgens de berekening van [appellante] geen geld beschikbaar voor de schuldeisers.
Niet voldoende aannemelijk is geworden dat het door [appellante] gedane voorstel het uiterste is waartoe zij in staat moet worden geacht. [appellante] heeft eerder als buschauffeur gewerkt. Uit het verzoekschrift volgt niet dat zij niet tot werken in staat kan worden geacht. Daar komt bij dat in geval van een saneringskrediet, anders dan bij een prognoseakkoord, de schuldeisers nooit meer uitgekeerd zullen krijgen dan aangeboden in de schuldregeling. Daarom is het in belang van de schuldeisers dat [appellante] wordt verplicht zich in te spannen om eigen inkomsten te krijgen waarmee zij mogelijk tot een hogere uitkering aan haar schuldeisers kan komen.
Daarom wegen de belangen van ING en van de Erven [B] zwaarder dan die van [appellante] en de instemmende schuldeisers. ING en de Erven [B] hebben in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling kunnen komen, aldus de rechtbank.
Bij de beoordeling van dit verzoek geldt als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan.
heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij in de toekomst niet meer zal kunnen verdienen dan haar huidige bijstandsuitkering. Dat [appellante] door haar gezondheidstoestand geen betaald werk kan verrichten, is op grond van de overgelegde (medische) stukken onvoldoende aangetoond.
De omstandigheid dat [appellante] door de gemeente is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting doet hier niet aan af, omdat dit nog niet hoeft te betekenen dat zij in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling geen inspanningsverplichting zal hebben.
De stelling van [appellante] dat haar schuldeisers per saldo geen hogere uitkering zullen krijgen omdat zij niet tot fulltime werk verplicht kan worden aangezien zij dat tijdens haar huwelijk ook niet heeft gedaan en dat eventuele met parttime werk te genereren inkomsten teniet zullen worden gedaan door de toeslagen die zullen vervallen, kan [appellante] ook niet baten.
Voor elke tot het wettelijk schuldsaneringstraject toegelaten schuldenaar geldt de verplichting zich in te spannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dat betekent dat een schuldenaar die geen betaald werk heeft, moet solliciteren naar fulltime werk, behoudens een door een rechter-commissaris te verlenen ontheffing. Hoewel het voor [appellante] gezien de gegeven omstandigheden niet eenvoudig zal zijn om inkomsten van betekenis te verwerven, is zij ten opzichte van haar schuldeisers dan ook verplicht om daar de nodige inspanningen voor te leveren.
4.De beslissing
16 december 2020.