In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had een grief ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 6 april 2020, waarin de rechtbank de kinderalimentatie op nihil had vastgesteld. De man en de vrouw zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2015. Na de echtscheiding in 2016 was er een afspraak gemaakt over de kinderalimentatie, waarbij de man € 50,- per maand zou betalen. Echter, sinds 2 september 2020 wonen de kinderen bij de man.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in de periode van 6 april 2020 tot 2 september 2020 voldoende draagkracht had om de eerder vastgestelde kinderalimentatie van € 50,- per maand te voldoen. De man had aangevoerd dat zijn financiële situatie was gewijzigd en dat hij onvoldoende draagkracht had, maar het hof oordeelde dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was, zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking had op de kinderalimentatie in de genoemde periode en heeft de man verplicht om de eerder vastgestelde bijdrage te blijven betalen.
De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en de procedure betrekking heeft op de bijdrage aan hun kinderen. De uitspraak benadrukt het belang van de financiële verplichtingen van ouders ten opzichte van hun kinderen, zelfs na een scheiding.