Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende alimentatie en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken na de echtscheiding van partijen. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2020 aangevochten, waarin hij werd verplicht tot het betalen van kinder- en partneralimentatie. De rechtbank had bepaald dat de man maandelijks € 277,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind en € 5.781,- voor de kosten van levensonderhoud van de vrouw moest betalen. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en lagere alimentatiebedragen vast te stellen.
De vrouw, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de behoeften van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de man over aanzienlijke middelen beschikt, waaronder een aandelenportefeuille en onroerend goed, en dat hij in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen.
Het hof heeft de bestreden beschikking in grote lijnen bekrachtigd, met uitzondering van de veroordeling van de vrouw tot betaling van verkeersboetes en schade aan de auto van de man, welke werd vernietigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beide ouders in de zorg voor hun kind en de noodzaak om aan alimentatieverplichtingen te voldoen, zelfs als er sprake is van bewind over vermogen.